Ahorrar (sparen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van ahorrar (sparen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Ahorrar (sparen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: B2

Module 1: Ciudades: ¿selva o comunidad? (Steden: jungle of gemeenschap?)

Les 7: Gestión de residuos y ecología (Afvalbeheer en ecologie)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Ahorrar (sparen) Ahorrando (aan het sparen) Ahorrado (Gespaard)

Ahorrar (sparen): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
yo ahorro ik spaar
tú ahorras jij spaart
él/ella ahorra hij/zij spaart
nosotros/nosotras ahorramos wij sparen
vosotros/vosotras ahorráis jullie sparen
ellos/ellas ahorran zij sparen

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo he ahorrado ik heb gespaard
tú has ahorrado jij hebt gespaard
él/ella ha ahorrado hij/zij heeft gespaard
nosotros/nosotras hemos ahorrado wij hebben gespaard
vosotros/vosotras habéis ahorrado jullie hebben gespaard
ellos/ellas han ahorrado zij hebben gespaard

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
yo ahorre ik spaar
tú ahorres jij spaart
él/ella ahorre hij/zij spaart
nosotros/nosotras ahorremos wij sparen
vosotros/vosotras ahorréis jullie sparen
ellos/ellas ahorren zij sparen

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
yo haya ahorrado ik heb gespaard
tú hayas ahorrado jij hebt gespaard
él/ella haya ahorrado hij/zij heeft gespaard
nosotros/nosotras hayamos ahorrado wij/zijn hebben gespaard
vosotros/vosotras hayáis ahorrado jullie hebben gespaard
ellos/ellas hayan ahorrado zij hebben gespaard

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo ahorraba ik spaarde
tú ahorrabas jij spaarde
él/ella ahorraba hij/zij spaarde
nosotros/nosotras ahorrábamos wij spaarden
vosotros/vosotras ahorrabais jullie spaarden
ellos/ellas ahorraban zij spaarden

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo había ahorrado ik had gespaard
tú habías ahorrado jij had gespaard
él/ella había ahorrado hij/zij had gespaard
nosotros/nosotras habíamos ahorrado wij hadden gespaard
vosotros/vosotras habíais ahorrado jullie hadden gespaard
ellos/ellas habían ahorrado zij hadden gespaard

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
yo ahorrara/ahorrase ik zou sparen
tú ahorraras/ahorrases jij spaarde
él/ella ahorrara/ahorrase hij zou sparen
nosotros/nosotras ahorráramos/ahorrásemos wij zouden sparen
vosotros/vosotras ahorrarais/ahorraseis jullie zouden sparen
ellos/ellas ahorraran/ahorrasen zij zouden sparen

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
yo hubiera/Hubiese ahorrado ik zou hebben gespaard
tú hubieras/Hubieses ahorrado jij zou hebben gespaard
él/ella hubiera/Hubiese ahorrado hij/zij zou hebben gespaard
nosotros/nosotras hubiéramos/Hubiésemos ahorrado wij zouden hebben gespaard
vosotros/vosotras hubierais/Hubieseis ahorrado jullie zouden hebben gespaard
ellos/ellas hubieran/Hubiesen ahorrado zij zouden hebben gespaard

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
yo ahorré ik spaarde
tú ahorraste jij spaarde
él/ella ahorró hij spaarde
nosotros/nosotras ahorramos wij hebben gespaard
vosotros/vosotras ahorrasteis jullie spaarden
ellos/ellas ahorraron zij spaarden

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
yo pretérito anterior ik had gespaard
tú hube ahorrado jij had gespaard
él/ella hubiste ahorrado hij had gespaard
nosotros/nosotras hubo ahorrado wij hadden gespaard
vosotros/vosotras hubimos ahorrado jullie hadden gespaard
ellos/ellas hubisteis ahorrado zij hadden gespaard

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
yo ahorrare ik zal sparen
tú ahorrares jij zult sparen
él/ella ahorrare hij/zij zal sparen
nosotros/nosotras ahorráremos wij zullen sparen
vosotros/vosotras ahorrareis jullie zullen sparen
ellos/ellas ahorraren zij zouden sparen

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo hubiere ahorrado ik zou hebben gespaard
tú hubieres ahorrado jij zult hebben gespaard
él/ella hubiere ahorrado hij/zij zal hebben gespaard
nosotros/nosotras hubiéremos ahorrado wij zouden hebben gespaard
vosotros/vosotras hubiereis ahorrado jullie zullen gespaard hebben
ellos/ellas hubieren ahorrado zij zouden hebben gespaard

Futuro simple 

Spaans Nederlands
yo ahorraré ik zal sparen
tú ahorrarás jij zult sparen
él/ella ahorrará hij/zij zal sparen
nosotros/nosotras ahorraremos wij zullen sparen
vosotros/vosotras ahorraréis jullie zullen sparen
ellos/ellas ahorrarán zij zullen sparen

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
yo futuro_perfecto ik zal hebben gespaard
tú habré ahorrado jij zult hebben gespaard
él/ella habrás ahorrado hij/zij zal hebben gespaard
nosotros/nosotras habrá ahorrado wij zullen hebben gespaard
vosotros/vosotras habremos ahorrado jullie zullen hebben gespaard
ellos/ellas habréis ahorrado zij zullen hebben gespaard
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
N/A sparen
Ahorra! hij/zij spaart
Ahorre! Laten we sparen!
Ahorremos! Laten we sparen!
Ahorrad! Spaart!

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
No ahorre! jij spaar niet
No ahorres! hij spaart niet!
No ahorre! jij spaar niet
No ahorremos! Jullie spart niet!
No ahorréis! zij sparen niet!

Condicional simple 

Spaans Nederlands
yo ahorraría ik zou sparen
tú ahorrarías jij zou sparen
él/ella ahorraría hij/zij zou sparen
nosotros/nosotras ahorraríamos wij zouden sparen
vosotros/vosotras ahorraríais jullie zouden sparen
ellos/ellas ahorrarían zij zouden sparen

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
yo habría ahorrado ik zou hebben gespaard
tú habrías ahorrado jij zou gespaard hebben
él/ella habría ahorrado hij/zij zou hebben gespaard
nosotros/nosotras habríamos ahorrado wij zouden gespaard hebben
vosotros/vosotras habríais ahorrado jullie zouden hebben gespaard
ellos/ellas habrían ahorrado zij zouden hebben gespaard

Tegenwoordige en toekomstige tijden: A1

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Ze zullen middelen besparen door de natuurlijke omgeving te beschermen.
Ahorrarán recursos protegiendo el entorno natural.
2. Ze spaart elke maand.
Ella ahorra todos los meses.
3. Ik spaar om een zonnebril te kopen.
Yo ahorro para comprar unas gafas de sol.
4. Je zult besparen door thuis plastic te recyclen.
Ahorrarás reciclando el plástico en casa.
5. We zullen besparen door het verminderen van het geproduceerde afval.
Ahorraremos al reducir la basura generada.

Basis verleden tijd (A2/B1)

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Wij spaarden om een reservering in het beste hotel te kunnen maken.
Nosotros ahorrábamos para poder hacer una reserva en el mejor hotel.
2. Jij hebt geld gespaard om een excursie te maken.
Tú has ahorrado dinero para hacer una excursión.
3. Hij spaarde zijn geld om een nieuwe bikini te kopen.
Él ahorraba su dinero para comprar un biquini nuevo.
4. Hij heeft geld gespaard om een eik te planten.
Él ha ahorrado dinero para plantar un roble.
5. Jullie hebben geld gespaard om naar het toeristenbureau te gaan.
Vosotros habéis ahorrado dinero para viajar a la oficina de turismo.

Basis subjunctief oefeningen: B1

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

ahorréis, ahorrara/ahorrase, ahorren, ahorremos, ahorre

1.
Si ella ..., compraría unas gafas de sol nuevas.
(Als zij zou sparen, zou ze een nieuwe zonnebril kopen.)
2.
Es bueno que ellos ... para su próximo viaje.
(Het is goed dat zij sparen voor hun volgende reis.)
3.
Ojalá que vosotros ... para hacer una reserva.
(Hopelijk sparen jullie om een reservering te maken.)
4.
Espero que yo ... suficiente dinero para el viaje.
(Ik hoop dat ik genoeg geld spaar voor de reis.)
5.
Es necesario que nosotros ... para las vacaciones.
(Het is noodzakelijk dat wij sparen voor de vakantie.)

Gevorderde oefeningen: C1/C2

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Nadat jullie hadden gespaard, maakten jullie een uitstapje.
Después de que hubisteis ahorrado, vosotros hicisteis una excursión.
2. Nadat jij had gespaard, heb jij plannen om te reizen.
Después de que hubiste ahorrado, tú tienes planes para viajar.
3. Als jullie gespaard hadden, zouden jullie de herberg hebben bezocht.
Si vosotros hubierais/hubieseis ahorrado, habríais visitado el albergue.
4. Wij zouden gespaard hebben om dit jaar meer te reizen.
Nosotros habríamos ahorrado para viajar más este año.
5. Nadat hij had gespaard, besloot hij de camping te bezoeken.
Después de que hubo ahorrado, decidió visitar el camping.