10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A2.4: Op het vliegveld en in de lucht

En el aeropuerto y en el aire

A2.4: Op het vliegveld en in de lucht

Leerdoelen:

  • Encuentra tu camino en el aeropuerto (Vind je weg op de luchthaven)
  • Vocabulario de aeropuerto y avión (Vocabulaire voor luchthaven en vliegtuigen)
  • Imperativo afirmativo formal: "usted" y "ustedes" (Imperativo afirmativo formal: "usted" en "ustedes")
  • El aeropuerto de Barajas: Puerta de Madrid (De luchthaven Barajas: Deur van Madrid)

Leermodule 1 (A2): Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 60 minuten

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vind de woorden

Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.

Tips

Jezelf comfortabel maken , De balie , De luchthaven , De veiligheidsgordel , De piloot , Het paspoort

e x m e l m o s t r a d o r u g j b i v e l p i l o t o s r u t q o e l p a s a p o r t e n p q v r x e l c i n t u r ó n d e s e g u r i d a d e a l x v i p o n e r s e c ó m o d o m w d r w k e l a e r o p u e r t o s k y

Antwoorden

Score: 0/6

El mostrador (De balie)
El cinturón de seguridad (De veiligheidsgordel)
El pasaporte (Het paspoort)
El aeropuerto (De luchthaven)
Ponerse cómodo (Jezelf comfortabel maken)
El piloto (De piloot)

Oefening 2: Zinnen herschikken

Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.

Toon vertaling
1. la mochila antes | de ir al | el pasaporte en | aeropuerto. | Confirme que tiene
Confirme que tiene el pasaporte en la mochila antes de ir al aeropuerto.
(Bevestig dat u het paspoort in de rugzak heeft voordat u naar het vliegveld gaat.)
2. para | viaje! | los | el | ¡Abróchémonos | bañadores
¡abróchémonos los bañadores para el viaje!
(Laten we onze badkleding vastmaken voor de reis!)
3. mostrador. | Confirme sus | datos con | en el | el azafato
Confirme sus datos con el azafato en el mostrador.
(Bevestig uw gegevens bij de stewardess aan de balie.)
4. de seguridad. | Por favor, | identidad en | carné de | muestre su | el control
Por favor, muestre su carné de identidad en el control de seguridad.
(Toon alstublieft uw identiteitskaart bij de veiligheidscontrole.)
5. cómo seguir | La azafata | le indicará | de seguridad. | las instrucciones
La azafata le indicará cómo seguir las instrucciones de seguridad.
(De stewardess zal u aangeven hoe u de veiligheidsinstructies moet opvolgen.)
6. el cinturón | al abrocharse | de seguridad. | la azafata | Siga la | instrucción de
Siga la instrucción de la azafata al abrocharse el cinturón de seguridad.
(Volg de instructie van de stewardess bij het vastmaken van de veiligheidsgordel.)
7. dos | mi | En | ciudad | aeropuertos. | hay
En mi ciudad hay dos aeropuertos.
(In mijn stad zijn er twee luchthavens.)

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. El pasaporte
(Het paspoort)
2. Abrocharse
(Zich vastmaken)
3. Ponerse cómodo
(Jezelf comfortabel maken)
4. El cinturón de seguridad
(De veiligheidsgordel)
5. El mostrador
(De balie)
6. La instrucción
(De instructie)
7. La azafata
(De stewardess)
8. El carné de identidad
(De identiteitskaart)

Oefening 4: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Confirme que tiene el pasaporte en la mochila antes de ir al aeropuerto.
Bevestig dat u het paspoort in de rugzak heeft voordat u naar het vliegveld gaat.
2. ¡abróchémonos los bañadores para el viaje!
Laten we onze badkleding vastmaken voor de reis!
3. Confirme sus datos con el azafato en el mostrador.
Bevestig uw gegevens bij de stewardess aan de balie.
4. Por favor, muestre su carné de identidad en el control de seguridad.
Toon alstublieft uw identiteitskaart bij de veiligheidscontrole.
5. La azafata le indicará cómo seguir las instrucciones de seguridad.
De stewardess zal u aangeven hoe u de veiligheidsinstructies moet opvolgen.
6. Siga la instrucción de la azafata al abrocharse el cinturón de seguridad.
Volg de instructie van de stewardess bij het vastmaken van de veiligheidsgordel.
7. En mi ciudad hay dos aeropuertos.
In mijn stad zijn er twee luchthavens.
8. Es importante seguir las instrucciones de los pilotos.
Het is belangrijk de instructies van de piloten op te volgen.

Oefening 5: Conjugación verbal

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Seguir (Imperativo, imperativo), Facturar (Imperativo, imperativo)

1. ¡... las instrucciones del guía turístico!

¡Sigue las instrucciones del guía turístico!
(Volg de instructies van de gids!)

2. ¡... la maleta ahora!

¡Facturad la maleta ahora!
(Vertaling laden...)

3. ¡... el alojamiento antes de viajar!

¡Factura el alojamiento antes de viajar!
(Vertaling laden...)

4. ¡... todo el equipaje antes del vuelo!

¡Facturemos todo el equipaje antes del vuelo!
(Vertaling laden...)

5. ¡... más tarde!

¡Facture más tarde!
(Vertaling laden...)

6. ¡... al guía turístico por el hostal!

¡Seguid al guía turístico por el hostal!
(Volg de reisleider door het hostel!)

7. ¡... el itinerario del viaje!

¡Sigamos el itinerario del viaje!
(Laten we de reisroute volgen!)

8. ¡... relajados durante todo el vuelo!

¡Sigan relajados durante todo el vuelo!
(Blijf de hele vlucht ontspannen!)

Oefening 6: Imperativo afirmativo formal: "usted" en "ustedes"

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Abróchese, Escuchen, Presenten, Póngase, Siga, Abróchense, Facture, Escuche, Sigan, Muestre

1. Seguir (Uds): ... estas personas para facturar.

Sigan estas personas para facturar.
(Volgt deze personen voor factureren.)

2. Seguir (Ud): ... a la azafata hacia la puerta.

Siga a la azafata hacia la puerta.
(Volg de stewardess naar de deur.)

3. Abrocharse (Uds): ... los cinturones en este momento.

Abróchense los cinturones en este momento.
(Maak op dit moment uw gordels vast.)

4. Esuchar (Ud): ... las instrucciones del piloto.

Escuche las instrucciones del piloto.
(Luister naar de instructies van de piloot.)

5. Escuchar (Uds): ... las instrucciones del piloto en todo momento.

Escuchen las instrucciones del piloto en todo momento.
(Luistert te allen tijde naar de instructies van de piloot.)

6. Ponerse (Ud): ... cómodo durante el vuelo.

Póngase cómodo durante el vuelo.
(Maak het uzelf gemakkelijk tijdens de vlucht.)

7. Mostrar (Ud): ... el pasaporte a la azafata antes de ir al avión.

Muestre el pasaporte a la azafata antes de ir al avión.
(Toon het paspoort aan de stewardess voordat u aan boord gaat.)

8. Facturar (Ud): ... sus maletas antes de ir al control de seguridad.

Facture sus maletas antes de ir al control de seguridad.
(Pakt u uw koffers in voordat u naar de veiligheidscontrole gaat.)

9. Abrocharse (Ud): ... el cinturón de seguridad, ahora.

Abróchese el cinturón de seguridad, ahora.
(Maak nu uw veiligheidsgordel vast.)

10. Presentar (Uds): ... su carné de identidad en el control de seguridad.

Presenten su carné de identidad en el control de seguridad.
(Toont uw identiteitsbewijs bij de veiligheidscontrole.)

Oefening 7: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Laten we onze badkleding vastmaken voor de reis!
¡abróchémonos los bañadores para el viaje!
2. Bevestig dat u het paspoort in de rugzak heeft voordat u naar het vliegveld gaat.
Confirme que tiene el pasaporte en la mochila antes de ir al aeropuerto.
3. Toon alstublieft uw identiteitskaart bij de veiligheidscontrole.
Por favor, muestre su carné de identidad en el control de seguridad.
4. Volg de instructie van de stewardess bij het vastmaken van de veiligheidsgordel.
Siga la instrucción de la azafata al abrocharse el cinturón de seguridad.
5. De stewardess zal u aangeven hoe u de veiligheidsinstructies moet opvolgen.
La azafata le indicará cómo seguir las instrucciones de seguridad.
6. Bevestig uw gegevens bij de stewardess aan de balie.
Confirme sus datos con el azafato en el mostrador.
7. Het is belangrijk de instructies van de piloten op te volgen.
Es importante seguir las instrucciones de los pilotos.
8. In mijn stad zijn er twee luchthavens.
En mi ciudad hay dos aeropuertos.