A2.22: Het verleden door elkaar halen - herhalingsoefeningen
De docent geeft aan het einde van elke les aan welke onderwerpen door elke student kunnen worden voorbereid. De oefeningen kunnen samen tijdens de les of als individuele lesvoorbereiding worden gedaan.
Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.
Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingsalías, desde hace un tiempo, En el siglo, este mes, echaba de menos, En la década, salimos, hace poco, se acordó, desde siempre
1. ... XX había muchos cambios en la tecnología.
2. Echar de menos (Él): Mi abuelo siempre ... su infancia.
3. Él: Durante la visita de ayer José ... de algo importante.
4. Participas en eventos importantes ..., ¿verdad? Has participado en muchos ya.
5. ¿Has visto la publicidad ... o hace rato?
6. A María siempre le han gustado los eventos. Le ha gustado participar en eventos importantes ....
7. Es un mes interesante. Ana ha descubierto muchas publicidades ...
8. Nosotras: No ... a cenar por el virus.
9. ... de los 80 la música era muy diferente a la de ahora.
10. Salir (Tú): Después de que ... siempre corrías al lado del río.
Oefening 2: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingDecir (Pretérito indefinido, indicativo), Estar (Pretérito indefinido, indicativo), Querer (Pretérito indefinido, indicativo), Hacer (Pretérito indefinido, indicativo), Ver (Pretérito indefinido, indicativo), Poner (Pretérito indefinido, indicativo), Ser (Pretérito indefinido, indicativo), Ir (Pretérito indefinido, indicativo)
1. Ellos ... a la montaña y se pusieron cómodos.
2. Nosotros ... en la montaña y seguimos el sendero.
3. Ellas ... en el aeropuerto y facturaron el equipaje.
4. Ella ... las maletas para viajar anteayer.
5. Vosotros ... que la habitación doble ya estaba reservada.
6. Ellos ... que tenían hambre.
7. Ellos ... visitar el bosque durante el verano.
8. Tú ... plantar un girasol en el campo.
9. Tú ... mi mejor amigo.
10. Él ... en la granja y alimentó a las cabras.
Oefening 3: Vind de woorden
Instructie: Vind de woorden, markeer ze en maak zinnen met de woorden.
Antwoorden tonen Toon hintsTips
Gedurende , Herinneren , De mensen , Vorig , Verschillend , Tijdelijk , De pandemie , De aankondiging , Gemis , De kindertijd
Antwoorden
Score: 0/10
La infancia | (De kindertijd) |
Diferente | (Verschillend) |
Acordarse | (Herinneren) |
Durante | (Gedurende) |
Echar de menos | (Gemis) |
Temporal | (Tijdelijk) |
Anterior | (Vorig) |
La pandemia | (De pandemie) |
El anuncio | (De aankondiging) |
La gente | (De mensen) |
Oefening 4: Zinnen herschikken
Instructie: De woorden in deze zinnen zijn gehusseld! Sorteer ze zodat ze weer een geldige zin vormen en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingOefening 5: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
Pasar por
|
(Doorlopen) |
2.
Cambiar de casa
|
(Verhuizen) |
3.
Anterior
|
(Vorig) |
4.
Divertirse
|
(Zich vermaken) |
5.
Morir
|
(Sterven) |
6.
El evento
|
(Het evenement) |
7.
La pandemia
|
(De pandemie) |
8.
La experiencia
|
(De ervaring) |
9.
Hace una media hora
|
(Een half uur geleden) |
10.
El adolescente
|
(De tiener) |
Oefening 6: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoordenOefening 7: Vertaal en maak zinnen
Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.
Toon antwoorden