10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.7: Beroepen en studies - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Cuarenta, doscientos treinta y ocho, Once, Cuatro, Nuestras

1. 11: ...

Once
( used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

2. ... tías es muy graciosas.

Nuestras tías es muy graciosas.
( used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

3. 40: ...

Cuarenta
( used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

4. 238: ...

Doscientos treinta y ocho
( used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

5. 4: ...

Cuatro
( used during language lessons for Spanish on A1 level. Use the vocabulary as used in The Netherlands">Vertaling laden...)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. ¡Feliz cumpleaños! ¿Cuántos años tienes?
Gefeliciteerd! Hoe oud ben jij?
2. Ellos cumplen con sus tareas diarias.
Zij voldoen aan hun dagelijkse taken.
3. Tú cuentas los días.
Jij telt de dagen.
4. Nosotros preparamos un picnic para el sábado.
Wij bereiden een picknick voor zaterdag voor.
5. Vosotros os presentáis en la fiesta.
Jullie stellen jezelf voor op het feest.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Jullie vermenigvuldigen de planten in de tuin.
Vosotros multiplicáis las plantas en el jardín.
2. Zij worden geboren in hetzelfde ziekenhuis op dezelfde dag.
Ellos nacen en el mismo hospital el mismo día.
3. Ik ben meneer Martínez, aangenaam.
Yo soy el señor Martínez, mucho gusto.
4. Wij trekken de lange afstanden van de kaart af.
Nosotros restamos las largas distancias en el mapa.
5. Hoe oud ben ...?
¿Cuántos años tienes tú?