Spaans A1.4: Cijfers en tellen - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Vosotros, El, Los, La, Ellos

1. ... enfermero

El enfermero

(Vertaling laden...)

2. ... países de Europa son muy diversos.

Los países de Europa son muy diversos.

(De landen van Europa zijn zeer divers.)

3. ... son hermanos.

Ellos son hermanos.

(Vertaling laden...)

4. ... nacionalidad de Juan es española.

La nacionalidad de Juan es española.

(De nationaliteit van Juan is Spaans.)

5. ... sois estudiantes.

Vosotros sois estudiantes.

(Jullie zijn studenten.)

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Nos vemos mañana, ¡hasta luego!

Tot morgen, tot ziens!

2. Nosotros decimos lo mismo.

Wij zeggen hetzelfde.

3. Hola, yo soy Ana. ¿Cómo te llamas?

Hallo, ik ben Ana. Hoe heet jij?

4. Hola, ¿de dónde eres? Yo soy de España.

Hallo, waar kom jij vandaan? Ik kom uit Spanje.

5. Hola, buenos días, ¿cómo estás?

Hallo, goedemorgen, hoe gaat het?

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Hallo, ik ben Ana. Hoe heet jij?

Hola, yo soy Ana. ¿Cómo te llamas?

2. Bedankt, tot morgen.

Gracias, nos vemos mañana.

3. Hij schrijft een boek over geschiedenis.

Él escribe un libro sobre historia.

4. Hallo, waar kom jij vandaan? Ik kom uit Spanje.

Hola, ¿de dónde eres? Yo soy de España.

5. Ik ben meneer Martínez, aangenaam.

Yo soy el señor Martínez, mucho gusto.