10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.29: Fysieke toestanden en sensaties - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

la más activa, menos, os gusta, Aquellos, eres

1. Lejos: ... camareros son nuevos.

Aquellos camareros son nuevos.
(Vertaling laden...)

2. Gustar: A vosotros ... muchas cosas.

A vosotros os gusta muchas cosas.
(Vertaling laden...)

3. El plátano es ... duro que la manzana.

El plátano es menos duro que la manzana.
(Vertaling laden...)

4. Tú ... doctora.

Tú eres doctora.
(Vertaling laden...)

5. A Marta le gusta mucho el deporte, es ... del grupo.

A Marta le gusta mucho el deporte, es la más activa del grupo.
(Marta houdt veel van sport, ze is de actiefste van de groep.)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Ellos se pintan para el evento.
Zij maken zich op voor het evenement.
2. Nosotros olemos el aroma de la comida familiar.
Wij ruiken de geur van het familiediner.
3. Nosotros nos maquillamos juntos para el evento.
Wij maken ons samen op voor het evenement.
4. Vosotros sonreís en las fotos.
Jullie lachen op de foto's.
5. Ellos miran el amanecer.
Zij kijken naar de zonsopgang.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Zij kijken naar de zonsopgang.
Ellos miran el amanecer.
2. Hij wordt boos om de kleine dingen.
Él se enfada por las pequeñas cosas.
3. Jullie lachen op de foto's.
Vosotros sonreís en las fotos.
4. Wij ruiken de geur van het familiediner.
Nosotros olemos el aroma de la comida familiar.
5. Ik ken je neef.
Yo conozco a tu primo.