Spaans A1.42.2 De reis van Sofía.

Sofía reist door Spanje met verschillende vervoermiddelen om steden te verkennen en van de landschappen te genieten.

Cuento corto: El viaje de Sofía.

Sofía recorre España utilizando varios medios de transporte para explorar ciudades y disfrutar de sus paisajes.

Spaans A1.42.2 De reis van Sofía.

A1 Spaans

Niveau: A1

Module 6: La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp)

Les 42: Transporte (Transport)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

Tekst en vertaling

1. Sofía quiere hacer un viaje por España. Sofía wil een reis door Spanje maken.
2. Primero se va en avión a Madrid. Eerst gaat ze met het vliegtuig naar Madrid.
3. Después coge un taxi para ir al hotel. Daarna neemt ze een taxi om naar het hotel te gaan.
4. Al día siguiente coge el metro para visitar el centro de la ciudad. De volgende dag neemt ze de metro om het centrum van de stad te bezoeken.
5. Sofía quiere ir al museo, se va a pie. Sofía wil naar het museum gaan, ze gaat te voet.
6. Luego ella coge el tren para ir a Sevilla. Daarna neemt zij de trein om naar Sevilla te gaan.
7. En Sevilla va en autobús a la catedral. In Sevilla gaat ze met de bus naar de kathedraal.
8. Después coge una bicicleta para pasear por la ciudad. Daarna pakt ze een fiets om door de stad te fietsen.
9. Al final Sofía va en barco por el río Guadalquivir. Uiteindelijk gaat Sofía met de boot over de rivier de Guadalquivir.

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Cómo llega Sofía a Madrid? A) En tren B) En coche C) En avión
  2. Hoe reist Sofía naar Madrid? A) Met de trein B) Met de auto C) Met het vliegtuig
  3. ¿Qué transporte usa Sofía para ir al museo en Madrid? A) El tranvía B) El metro C) La bicicleta
  4. Welk vervoer gebruikt Sofía om naar het museum in Madrid te gaan? A) De tram B) De metro C) De fiets
  5. ¿Qué hace Sofía en el río Guadalquivir? A) Coge un taxi B) Coge un barco C) Conduce un coche
  6. Wat doet Sofía op de Guadalquivir-rivier? A) Neemt een taxi B) Neemt een boot C) Rijdt een auto

Oefening 2:

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

a pie, avión, coge, metro, un taxi, por

1.
Sofía quiere hacer un viaje ... España.
(Sofía wil een reis door Spanje maken.)
2.
Primero se va en ... a Madrid.
(Eerst gaat ze met het vliegtuig naar Madrid.)
3.
Después coge ... para ir al hotel.
(Daarna neemt zij een taxi om naar het hotel te gaan.)
4.
Al día siguiente coge el ... para visitar el centro de la ciudad.
(De volgende dag neemt ze de metro om het stadscentrum te bezoeken.)
5.
Sofía quiere ir al museo, se va ....
(Sofía wil naar het museum, ze gaat te voet.)
6.
Luego ella ... el tren para ir a Sevilla.
(Daarna neemt ze de trein naar Sevilla.)