Tekst en vertaling
1. | Juan hace ejercicio cada día. | Juan doet elke dag aan lichaamsbeweging. |
2. | A veces va al gimnasio y practica el boxeo. | Soms gaat hij naar de sportschool en doet aan boksen. |
3. | De vez en cuando corre en el parque durante una hora. | Af en toe rent hij een uur lang in het park. |
4. | Los sábados juega al fútbol con sus amigos. | Op zaterdagen speelt hij voetbal met zijn vrienden. |
5. | Ellos juegan al fútbol muy bien. | Zij spelen heel goed voetbal. |
6. | A Juan también le gusta nadar en la piscina. | Juan houdt ook van zwemmen in het zwembad. |
7. | Él siempre nada durante treinta minutos. | Hij zwemt altijd dertig minuten. |
8. | A menudo practica el ciclismo después del trabajo. | Hij fietst ciclismo vaak na het werk. |
9. | A veces practica tenis con un amigo. | Hij speelt soms tennis met een vriend. |
10. | También le gusta mucho jugar al baloncesto con sus hermanos. | Hij houdt ook erg van basketbal spelen met zijn broers. |
11. | Juan siempre está practicando algún deporte. | Juan is altijd bezig met het beoefenen van een sport. |
Oefening 1: Discussievragen
Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.
- ¿Qué deporte practica Juan con sus amigos todos los sábados?
- ¿Cuáles son los deportes más populares en España?
- ¿Cuáles son los deportes más populares en tu país?
- ¿Cuál es tu deporte menos preferido?
Welk sport beoefent Juan met zijn vrienden elke zaterdag?
Wat zijn de populairste sporten in Spanje?
Wat zijn de populairste sporten in jouw land?
Wat is je minst favoriete sport?
Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af
Instructie: Vul het juiste woord in.
baloncesto, corre, ciclismo, tenis, nadar, deporte
1.
Juan siempre está practicando algún ....
(Juan is altijd wel een sport aan het beoefenen.)
2.
De vez en cuando ... en el parque durante una hora.
(Af en toe rent hij een uur in het park.)
3.
A veces practica ... con un amigo.
(Soms speelt hij tennis met een vriend.)
4.
A Juan también le gusta ... en la piscina.
(Juan houdt ook van zwemmen in het zwembad.)
5.
A menudo practica el ... después del trabajo.
(Hij fietst vaak na het werk.)
6.
También le gusta mucho jugar al ... con sus hermanos.
(Hij houdt ook erg veel van basketballen met zijn broers.)