10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.43.2 Hoe ga je van het hotel naar het station?

Een gids om uit te leggen hoe je van een hotel naar het treinstation komt.

Cuento corto: ¿Cómo ir del hotel a la estación?

Una guía para explicar cómo llegar desde un hotel hasta la estación de tren.

Spaans A1.43.2 Hoe ga je van het hotel naar het station?

A1 Spaans

Niveau: A1

Module 6: La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp)

Les 43: Pedir y dar direcciones. (Routebeschrijving vragen en geven)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

Tekst en vertaling

1. El hotel está cerca del centro de la ciudad. Het hotel ligt dichtbij het stadscentrum.
2. La estación está más lejos. Het station is verder.
3. Para ir a la estación los turistas caminan todo recto por la avenida. Om naar het station te gaan lopen de toeristen rechtdoor over de laan.
4. Después ven una tienda a la derecha del parque. Daarna zien ze een winkel rechts van het park.
5. La oficina de información está al lado de esa tienda. Het informatiekantoor bevindt zich naast die winkel.
6. Muchos preguntan allí cómo ir a la estación. Velen vragen daar hoe ze naar het station kunnen gaan.
7. Desde la tienda caminan por la calle principal. Vanaf de winkel lopen ze over de hoofdstraat.
8. Y después de 5 minutos encuentran una plaza grande. En na 5 minuten vinden ze een groot plein.
9. La estación está en frente de esa plaza. Het station is tegenover dat plein.

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Qué lugares se mencionan en el camino?
    2. Welke plaatsen worden onderweg genoemd?
  2. ¿Dónde está la estación al final?
    3. Waar is het station aan het einde?
  3. ¿Dónde piden informaciones los turistas?
    4. Waar vragen toeristen om informatie?
  4. ¿Te orientas en una ciudad nueva?
    5. Kun je je oriënteren in een nieuwe stad?

Oefening 2:

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

en frente, la tienda, a la derecha, lejos, todo recto, al lado

1.
Después ven una tienda ... del parque.
(Daarna zien ze een winkel rechts van het park.)
2.
Para ir a la estación los turistas caminan ... por la avenida.
(Om naar het station te gaan, lopen de toeristen rechtdoor over de laan.)
3.
La estación está ... de esa plaza.
(Het station bevindt zich tegenover dat plein.)
4.
La estación está más ....
(Het station is verder weg.)
5.
La oficina de información está ... de esa tienda.
(Het VVV-kantoor is naast die winkel.)
6.
Desde ... caminan por la calle principal.
(Vanaf de winkel lopen ze over de hoofdstraat.)