10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Betrekkelijke voornaamwoorden (el que, quien, cuyo)

Relatieve voornaamwoorden zoals el que, quien, cuyo verbinden zinnen en verwijzen naar een specifiek antecedent, bijvoorbeeld 'De huisbaas, quien woont hier'.

Gramática: Pronombres relativos (el que, quien, cuyo)

B1 Spaans Relatieve voornaamwoorden gevorderd

Niveau: B1

Module 6: Vivir en el extranjero (In het buitenland wonen)

Les 39: Visita inmobiliaria (Huisbezichtiging)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio met vertalingen

  1. El que kan verwijzen naar personen of dingen.
  2. Quien wordt alleen gebruikt voor personen.
  3. Cuyo drukt bezit uit en komt overeen in geslacht en aantal.
Pronombre (Voornaamwoord)Uso (Gebruik)Ejemplo (Voorbeeld)
El queReferente definido (Bepaald antecedent)Este es el coche en el que viajé. (Dit is de auto waarin ik heb gereisd.)
La queReferente definido (Bepaald antecedent)La casa en la que crecí está cerca. (Het huis waarin ik ben opgegroeid ligt dichtbij.)
Los queReferente definido (Bepaald antecedent)Mis amigos, los que viven aquí, son amables. (Mijn vrienden, diegene die hier wonen, zijn vriendelijk.)
Las queReferente definido (Bepaald antecedent)Las plantas, las que compré ayer, son exóticas. (De planten, die ik gisteren heb gekocht, zijn exotisch.)
QuienSolo personas (Alleen mensen)Mi tía, quien es profesora, vendrá mañana. (Mijn tante, die lerares is, komt morgen.)
QuienesSolo personas (Alleen mensen)Los alumnos, quienes estudian mucho, aprobarán. (De leerlingen, die veel studeren, zullen slagen.)
Cuyo/aExpresa posesión (Drukt bezit uit)La ciudad, cuyo clima es cálido, es turística. (De stad, wiens klimaat warm is, is toeristisch.)
Cuyos/asExpresa posesión (Drukt bezit uit)Los niños, cuyos juguetes están en el suelo, juegan. (De kinderen, wiens speelgoed op de grond ligt, spelen.)

Uitzonderingen!

  1. Quien wordt alleen voor personen gebruikt.
  2. Cuyo geeft bezit aan en stemt overeen met het volgende zelfstandig naamwoord.
  3. El que wordt gebruikt wanneer het antecedent duidelijk en gedefinieerd is.

Oefening 1: Betrekkelijke voornaamwoorden (el que, quien, cuyo)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

quienes, el que, cuyo, la que, quien

1.
El casero, ... vive aquí, es muy amable.
(De huisbaas, die hier woont, is erg vriendelijk.)
2.
Los vecinos, ... son muy amables, nos ayudaron.
(De buren, die heel aardig zijn, hebben ons geholpen.)
3.
El edificio en ... viví era antiguo.
(Het gebouw waarin ik woonde was oud.)
4.
La casa, ... techo es rojo, está en venta.
(Het huis, waarvan het dak rood is, staat te koop.)
5.
Busco un piso en ... pueda tener jardín.
(Ik zoek een appartement waar ik een tuin kan hebben.)
6.
La zona en ... trabajo es muy tranquila.
(De omgeving waar ik werk is erg rustig.)
7.
La zona residencial en ... quiero vivir es muy segura.
(De woonwijk waar ik wil wonen is erg veilig.)
8.
La persona a ... llamaste dejó un mensaje.
(De persoon die je belde heeft een bericht achtergelaten.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

quien


met wie

2

que


met wie

3

quienes


die

4

cuyo


wiens