- Het wordt gebruikt voor handelingen die recent hebben plaatsgevonden of die hebben plaatsgevonden maar nog niet zijn beëindigd.
- Het participium van de regelmatige werkwoorden wordt gevormd door de uitgangen "-ado" (werkwoorden in "-ar") of "-ido" (voor de werkwoorden in "-er" en "-ir") toe te voegen.
- Het voltooid deelwoord is onveranderlijk. Het is hetzelfde voor alle persoonlijke voornaamwoorden.
Conjugación de "haber" (Vervoeging van "haber") | Participio (Voltooid deelwoord) | Ejemplo (Voorbeeld) |
---|---|---|
Yo he | tomado | He tomado una bebida en el bar. (Ik heb een drankje in de bar genomen.) |
Tú has | Has tomado el menú en el restaurante. (Je hebt genomen het menu in het restaurant.) | |
Él/ella ha | Ha tomado un plato en la pizzería. (Hij heeft genomen een gerecht in de pizzeria.) | |
Nosotros/-as hemos | Hemos tomado el postre en la cafetería. (We hebben het dessert in de koffiebar genomen.) | |
Vosotros/-as habéis | Habéis tomado un café en el restaurante. (Jullie hebben een koffie gedronken in het restaurant.) | |
Ellos/-as han | Han tomado la bebida que les gustaba. (Ze hebben het drankje gedronken dat ze lekker vonden.) |
Uitzonderingen!
- Sommige deelwoorden zijn onregelmatig. Bijvoorbeeld: "escribir - escrito, abrir - abierto, hacer - hecho, decir - dicho, ver- visto, romper - roto".
Oefening 1: "Haber" + participio (el pretérito perfecto)
Instructie: Vul het juiste woord in.
hemos tomado, he tomado, han comido, ha comido, habéis tomado, han bebido, hemos bebido, has tomado
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. He ______ el plato del día en el restaurante.
(Ik heb ______ het dagschotel in het restaurant.)2. Hemos ______ una bebida fría en el bar.
(We hebben ______ een koude drank in de bar.)3. ¿Has ______ con el camarero para reservar una mesa?
(Heb je ______ met de ober om een tafel te reserveren?)4. He ______ una propina después de cenar en la pizzería.
(Ik heb ______ een fooi achtergelaten na het eten in de pizzeria.)5. Han ______ platos típicos de la cocina española.
(Ze hebben ______ typische gerechten uit de Spaanse keuken.)6. He ______ en España y he visitado muchos restaurantes.
(Ik heb ______ in Spanje gewoond en veel restaurants bezocht.)