10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.39.2 "Haber" + participio (el pretérito perfecto)

Korte uitleg over het grammaticale onderwerp "haber + participio" (el pretérito perfecto).

Gramática: "Haber" + participio (el pretérito perfecto)

A1 Spaans Tegenwoordige tijd

Niveau: A1

Module 6: La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp)

Les 39: Pedir comida y salir a cenar (Eten bestellen en uit eten gaan)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio with translations
Audio with translations

  1. Om de pretérito perfecto te vormen, worden het werkwoord "haber" en het voltooid deelwoord samen gebruikt.
  2. We gebruiken het voor handelingen die recent hebben plaatsgevonden of die zijn gebeurd, maar nog niet zijn beëindigd.
  3. Het participium van de regelmatige werkwoorden wordt gevormd door de uitgangen "-ado" (werkwoorden in "-ar") of "-ido" (voor de werkwoorden in "-er" en "-ir") toe te voegen.
  4. Het voltooid deelwoord is onveranderlijk. Het is hetzelfde voor alle persoonlijke voornaamwoorden.
PersonaConjugación de "haber"Participio Ejemplo
YohetomadoHe tomado una bebida en el bar. (Ik heb een drankje in de bar genomen.)
hasHas tomado el menú en el restaurante. (Je hebt genomen het menu in het restaurant.)
Él/ellahaHa tomado un plato en la pizzería. (Hij heeft genomen een gerecht in de pizzeria.)
Nosotros/-ashemosHemos tomado el postre en la cafetería. (We hebben het dessert in de koffiebar genomen.)
Vosotros/-ashabéisHabéis tomado un café en el restaurante. (Jullie hebben een koffie gedronken in het restaurant.)
Ellos/-ashanHan tomado la bebida que les gustaba. (Ze hebben het drankje gedronken dat ze lekker vonden.)

Uitzonderingen!

  1. Sommige deelwoorden zijn onregelmatig. Bijvoorbeeld: "escribir - escrito, abrir - abierto, hacer - hecho, decir - dicho, ver- visto, romper - roto".

Oefening 1: "Haber" + participio (el pretérito perfecto)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

hemos tomado, hemos bebido, has tomado, he tomado, ha comido, han comido, has comido, he bebido, han bebido, habéis tomado

1. Beber: Ellos ... un zumo en la cafetería.

Ellos han bebido un zumo en la cafetería.
(Zij hebben een sapje gedronken in de cafetaria.)

2. Tomar: Tú ... tu plato favorito en el restaurante.

Tú has tomado tu plato favorito en el restaurante.
(Je hebt je favoriete gerecht in het restaurant genomen.)

3. Comer: Ella ... un plato de pasta en el restaurante italiano.

Ella ha comido un plato de pasta en el restaurante italiano.
(Zij heeft een bord pasta gegeten in het Italiaanse restaurant.)

4. Tomar: Nosotros ... una bebida fría en la cafetería.

Nosotros hemos tomado una bebida fría en la cafetería.
(Wij hebben een koud drankje genomen in de cafetaria.)

5. Beber: Nosotras ... una bebida en el bar.

Nosotras hemos bebido una bebida en el bar.
(Wij hebben een drankje gedronken in de bar.)

6. Comer: Tú ... mucho hoy en la pizzería.

Tú has comido mucho hoy en la pizzería.
(Jij hebt vandaag veel gegeten in de pizzeria.)

7. Tomar: Vosotros ... el menú para leerlo.

Vosotros habéis tomado el menú para leerlo.
(Jullie hebben het menu genomen om het te lezen.)

8. Tomar: Yo ... un postre pequeño.

Yo he tomado un postre pequeño.
(Ik heb een klein dessert genomen.)

9. Beber: Yo ... un vaso de agua en el bar.

Yo he bebido un vaso de agua en el bar.
(Ik heb een glas water gedronken in de kroeg.)

10. Comer: Ellas ... un postre después de la cena.

Ellas han comido un postre después de la cena.
(Zij hebben een dessert gegeten na het avondeten.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Ha comido
(Zij heeft gegeten)
2. Habéis tomado
(Jullie hebben genomen)
3. Has tomado
(Je hebt genomen)
4. He tomado
(Ik heb genomen)
5. He bebido
(Ik heb gedronken)
6. Hemos bebido
(Wij hebben gedronken)
7. Han bebido
(Zij hebben gedronken)
8. Has comido
(Je hebt gegeten)