Preposities van plaats: "en, sobre, entre,..."
Leer de basisplaatsbepalingen in deze les met behulp van het serviesvocabulaire.
Gramática: Preposiciones de lugar: "en, sobre, entre,..."
A1 Spaans Voorzetsels van plaats
Niveau: A1
Module 5: En casa (Thuis)
Les 33: Vajilla (Servies)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
Audio en video
- Plaatsvoorzetsels geven ons de locatie van iets of iemand aan in relatie tot andere objecten of personen.
Preposición | Ejemplo |
---|---|
En (In) | El vaso está en el armario. (Het glas is in de kast.) |
Sobre (Boven) | La olla está sobre la mesa. (De pan staat op de tafel.) |
Encima de (Bovenop) | Los platos están encima de la mesa. (De borden staan op de tafel.) |
Debajo de (Onder) | La servilleta está debajo del plato. (Het servet ligt onder het bord.) |
Delante de (Voor) | El bol está delante del plato. (De kom staat voor het bord.) |
Detrás de (Achter) | Los tenedores están detrás de las cucharas. (De vorken staan achter de lepels.) |
Cerca de (Dichtbij) | La sartén está cerca del armario. (De pan is dichtbij de kast.) |
Lejos de (Ver van) | Las tazas están lejos de las servilletas. (De kopjes staan ver weg van de servetten.) |
Dentro de (Binnenin) | La jarra está dentro del armario. (De kan is in de kast.) |
Al lado de (Naast) | El cuchillo está al lado del tenedor. (Het mes ligt naast de vork.) |
Entre (Tussen) | El mantel está entre la mesa y las vajillas. (Het tafellaken ligt tussen de tafel en het servies.) |
A la izquierda de (Links van) | La jarra está a la izquierda de la copa. (De kan staat links van het glas.) |
A la derecha de (Rechts van) | La olla está a la derecha de los platos. (De pan staat rechts van de borden.) |
Uitzonderingen!
- De voorzetsels en, sobre en entre zijn de enige die niet gevolgd worden door een ander voorzetsel.
Oefening 1: Preposities van plaats: "en, sobre, entre,..."
Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.
Toon antwoorden Toon vertalingal lado del, encima de la, a la derecha de las, delante de los, sobre, entre
1. Las ollas están ... sarténes.
2. El plato está ... el tenedor y el cuchillo.
3. El cuchillo está ... tenedor.
4. Las servilletas están ... platos.
5. Pongo el mantel ... la mesa.
6. Los vasos están ... mesa.
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.
Toon vertaling
1.
Delante de los
|
(Voor de) |
2.
Entre
|
(Tussen) |
3.
Encima de la
|
(Boven de) |
4.
Al lado del
|
(Naast de) |