10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Preposities van plaats: "en, sobre, entre,..."

Leer de basisplaatsbepalingen in deze les met behulp van het serviesvocabulaire.

Gramática: Preposiciones de lugar: "en, sobre, entre,..."

A1 Spaans Voorzetsels van plaats

Niveau: A1

Module 5: En casa (Thuis)

Les 33: Vajilla (Servies)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

  1. Plaatsvoorzetsels geven ons de locatie van iets of iemand aan in relatie tot andere objecten of personen.
PreposiciónEjemplo
En (In)El vaso está en el armario. (Het glas is in de kast.)
Sobre  (Boven)La olla está sobre la mesa. (De pan staat op de tafel.)
Encima de (Bovenop)Los platos están encima de la mesa. (De borden staan op de tafel.)
Debajo de (Onder)La servilleta está debajo del plato. (Het servet ligt onder het bord.)
Delante de (Voor)El bol está delante del plato. (De kom staat voor het bord.)
Detrás de (Achter)Los tenedores están detrás de las cucharas. (De vorken staan achter de lepels.)
Cerca de (Dichtbij)La sartén está cerca del armario. (De pan is dichtbij de kast.)
Lejos de (Ver van)Las tazas están lejos de las servilletas. (De kopjes staan ver weg van de servetten.)
Dentro de (Binnenin)La jarra está dentro del armario. (De kan is in de kast.)
Al lado de (Naast)El cuchillo está al lado del tenedor. (Het mes ligt naast de vork.)
Entre  (Tussen)El mantel está entre la mesa y las vajillas. (Het tafellaken ligt tussen de tafel en het servies.)
A la izquierda de (Links van)La jarra está a la izquierda de la copa. (De kan staat links van het glas.)
A la derecha de (Rechts van)La olla está a la derecha de los platos. (De pan staat rechts van de borden.)

Uitzonderingen!

  1. De voorzetsels en, sobre en entre zijn de enige die niet gevolgd worden door een ander voorzetsel.

Oefening 1: Preposities van plaats: "en, sobre, entre,..."

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

al lado del, encima de la, a la derecha de las, delante de los, sobre, entre

1. Las ollas están ... sarténes.

Las ollas están a la derecha de las sarténes.
(De pannen staan rechts van de koekenpannen.)

2. El plato está ... el tenedor y el cuchillo.

El plato está entre el tenedor y el cuchillo.
(Het bord staat tussen de vork en het mes.)

3. El cuchillo está ... tenedor.

El cuchillo está al lado del tenedor.
(Het mes ligt naast de vork.)

4. Las servilletas están ... platos.

Las servilletas están delante de los platos.
(De servetten liggen voor de borden.)

5. Pongo el mantel ... la mesa.

Pongo el mantel sobre la mesa.
(Ik leg het tafelkleed op de tafel.)

6. Los vasos están ... mesa.

Los vasos están encima de la mesa.
(De glazen staan op tafel.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Delante de los
(Voor de)
2. Entre
(Tussen)
3. Encima de la
(Boven de)
4. Al lado del
(Naast de)