Plaatsvoorzetsels: "Ir + en, ir + a, por, hacia, etc..."

Voorzetsels zijn woorden die de positie of locatie van een voorwerp, persoon of plaats ten opzichte van andere aanduiden.

Gramática: Preposiciones de lugar: "Ir + en, ir + a, por, hacia, etc..."

A1 Spaans Voorzetsels van locatie en beweging

Niveau: A1

Module 6: La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp)

Les 42: Transporte (Transport)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

  1. De vervoegingen van "ir" in het heden zijn: "voy", "vas", "va", "vamos", "vais", "van".
PreposiciónReglasEjemplo
Ir + enMedio de transporte (Vervoermiddel)Yo voy en autobús (Ik ga met de bus)
Ir + aDestino específico (Specifieke bestemming) vas a Madrid (Jij gaat naar Madrid)
Ir + haciaDirección general (Directie)Ella va hacia el norte (Zij gaat naar het noorden)
SobreMovimiento por encima (Beweging boven)El avión vuela sobre la ciudad (Het vliegtuig vliegt boven de stad.)
PorLugar de paso (Doorgang)Nosotros pasamos por el parque (Wij lopen door het park)
HaciaDirección general (Directie)Vosotros camináis hacia el parque (Jullie lopen naar het park)
Desde Punto de origen (Vertrekpunt)Ellos vienen desde la oficina (Zij komen van het kantoor)

Uitzonderingen!

  1. Bij de vervoermiddelen gebruiken we het voorzetsel en, maar we zeggen ir a pie.

Oefening 1: Preposiciones de lugar: "Ir + en, ir + a, por, hacia, etc..."

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

por, desde, en, hacia, a, sobre

1.
Caminamos ... el parque.
(We lopen door het park.)
2.
Vamos ... coche a la playa.
(We gaan met de auto naar het strand.)
3.
Voy ... Madrid mañana.
(Ik ga morgen naar Madrid.)
4.
Vengo ... la tienda.
(Ik kom van de winkel.)
5.
Conducimos ... el norte en coche.
(We rijden naar het noorden met de auto.)
6.
Voy ... autobús al trabajo.
(Ik ga met de bus naar mijn werk.)
7.
El avión vuela ... las montañas.
(Het vliegtuig vliegt over de bergen.)
8.
Paseamos ... la ciudad a pie.
(We wandelen door de stad te voet.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

desde


vanaf

2

por


door

3

a


ga

4

sobre


boven