10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A1.7.2 Vragende woorden ("dónde, cuál, qué")

Leer hoe je "dónde" en "cuál" in het Spaans zegt.

Gramática: Palabras interrogativas ( "dónde, cuál, qué" )

A1 Spaans Question words where which what

Niveau: A1

Module 1: Presentarse (Jezelf voorstellen)

Les 7: Profesiones y estudios (Beroepen en studies)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio with translations
Audio with translations

  1. Cuál heeft een meervoudsvorm, cuáles.
  2. Het vraagwoord wordt aan het begin van de zin geplaatst.
  3. Gebruik de vraagtekens aan het begin (¿) en aan het einde (?).
  4. Vraagwoorden hebben een accent.
Palabra interrogativaEjemplo
Dónde

¿Dónde está el parque? (Waar is het park?)

¿Dónde vives? (Waar woon je?)

Cuál

¿Cuál es tu número de teléfono? (Wat is je telefoonnummer?)

¿Cuáles son tus libros favoritos? (Wat zijn jouw favoriete boeken?)

Qué

¿Qué quieres cenar? (Wat wil je eten?)

¿Qué hora es? (Hoe laat is het?)

Oefening 1: Vragende woorden ("dónde, cuál, qué")

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Qué, Cuáles, Dónde, Cuál

1. ¿... está tu oficina?

¿Dónde está tu oficina?
(Waar is je kantoor?)

2. ¿... es tu trabajo?

¿Cuál es tu trabajo?
(Wat is je werk?)

3. ¿... libro lees?

¿Qué libro lees?
(Welk boek lees je?)

4. ¿... trabajas?

¿Dónde trabajas?
(Waar werk je?)

5. ¿... es tu profesión?

¿Cuál es tu profesión?
(Wat is jouw beroep?)

6. ¿... son tus planes para el fin de semana?

¿Cuáles son tus planes para el fin de semana?
(Wat zijn je plannen voor het weekend?)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Cuáles
(Welke)
2. Cuál
(Welke)
3. Qué
(Welke)
4. Dónde
(Waar)