- "Cuál" heeft een meervoudsvorm, "cuáles".
- Het vraagwoord wordt aan het begin van de zin geplaatst.
- De vraagtekens worden gebruikt aan het begin (¿) en aan het einde (?)
- Vraagwoorden krijgen een accentteken.
Palabra interrogativa (vraagwoord) | Ejemplo (Voorbeeld) |
---|---|
Dónde | ¿Dónde está el parque? (¿Waar is het park?) ¿Dónde vives? (¿Waar woon je?) |
Cuál | ¿Cuál es tu número de teléfono? (¿Wat is jouw telefoonnummer?) ¿Cuáles son tus libros favoritos? (¿Welke zijn jouw favoriete boeken?) |
Qué | ¿Qué quieres cenar? (¿Wat wil je eten?) ¿Qué hora es? (¿Hoe laat is het?) |
Por qué | ¿Por qué te dedicas a la ingeniería? (¿Waarom ben je ingenieur?) ¿Por qué estudias medicina? (¿Waarom studeer je geneeskunde?) |
Oefening 1: Palabras interrogativas: "Dónde?", "Cuál?", "Qué?", "Por qué?"
Instructie: Vul het juiste woord in.
Cuáles, Dónde, Qué, Por qué, Cuál
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. ¿___ trabajas actualmente?
(Waar werk je momenteel?)2. ¿___ es tu profesión?
(Wat is je beroep?)3. ¿___ estudias medicina?
(Waarom studeer je geneeskunde?)4. ¿___ asignaturas tienes este semestre?
(Welke vakken heb je dit semester?)5. ¿___ son tus libros favoritos sobre ingeniería?
(Wat zijn je favoriete boeken over techniek?)6. ¿___ está la universidad más cercana?
(Waar is de dichtstbijzijnde universiteit?)