Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

ExpresiónFormaciónUsoEjemplo
Haber que (Moet)Hay que + infinitivoObligación impersonal, general (Onpersoonlijke, algemene verplichting)Hay que usar la harina correcta para el pastel. (Je moet het juiste meel voor de cake gebruiken.)
Tener que (Moeten)Tener (conjugado) + que + infinitivoObligación personal (Persoonlijke verplichting)Tengo que comprar el aceite. (Ik moet de olie kopen.)
Deber (moeten)Deber (conjugado) + infinitivoObligación moral, recomendación fuerte (Morele verplichting, sterke aanbeveling)Debemos agregar la mantequilla. (We moeten de boter toevoegen.)

Oefening 1: Obligaciones - "Hay que, tener que, deber"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

Tengo que, Debemos, Debes, Tienes que, Hay que

1.
... comprar el azúcar para la receta.
(Ik moet de suiker voor het recept kopen.)
2.
... picar la cebolla para preparar la salsa.
(Je moet de ui snijden om de saus te bereiden.)
3.
... cocinar los tomates a baja temperatura.
(Je moet de tomaten op lage temperatuur koken.)
4.
... usar harina para hacer pan.
(Je moet bloem gebruiken om brood te maken.)
5.
... batir la nata.
(Je moet de slagroom kloppen.)
6.
... agregar el aceite a la mezcla.
(We moeten de olie aan het mengsel toevoegen.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Debemos


Wij moeten

2

Tienes que


Jij moet

3

Hay que


Je moet

4

Debes


Jij moet