- "Hay" geeft het bestaan aan met "un, una" of zonder lidwoord.
- "Estar" geeft locatie of toestand aan met "el, la, los, las".
Verbo | Ejemplo | |
---|---|---|
Objeto o lugar no especificado (Onbepaald object of plaats) | Hay | Hay un armario en la habitación. (Er is een kast in de kamer.) |
Hay dos sillas en el salón. (Er zijn twee stoelen in de woonkamer.) | ||
Hay lámparas en tu habitación. (Er zijn lampen in jouw kamer.) | ||
Objeto o lugar específico (Object of specifieke plaats) | Estar | La cómoda está al lado de la cama. (De ladekast staat naast het bed.) |
El lavabo está en el baño. (De wastafel is in de badkamer.) | ||
Los escritorios están cerca de la ventana. (De bureaus zijn dicht bij het raam.) |
Uitzonderingen!
- "Hay" heeft altijd dezelfde vorm in de tegenwoordige tijd, terwijl "estar" wordt vervoegd.
Oefening 1: "Haber" vs "Estar" : artículo indeterminado vs determinado
Instructie: Vul het juiste woord in.
hay un, está, están, Hay unas, Hay una, Hay, Hay un
1.
El armario ... en el dormitorio.
(De kast staat in de slaapkamer.)
2.
Las ventanas ... en la cocina.
(De ramen zijn in de keuken.)
3.
Allí ... armario .
(Daar is een kast.)
4.
La puerta ... aquí.
(De deur is hier.)
5.
... muebles nuevos en mi casa.
(Er zijn nieuwe meubels in mijn huis.)
6.
... lámparas en el pasillo.
(Er zijn lampen in de gang.)
7.
... estantería con muchos libros en el salón.
(Er is een kast met veel boeken in de woonkamer.)
8.
... lavabo nuevo en el baño.
(Er is een nieuw toilet in de badkamer.)
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
hay un
er is een
2
hay
zijn er
3
Hay una
Er is een
4
están
ze zijn