Voorkeuren beschrijven: "Preferir, encantar, gustar"

Werkwoorden en uitdrukkingen om voorkeuren te beschrijven

Gramática: Describir preferencias: "Preferir, encantar, gustar"

A1 Spaans Werkwoorden die voorkeuren uitdrukken

Niveau: A1

Module 6: La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp)

Les 44: Viernes por la noche (Vrijdagavond uit)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

  1. Met deze werkwoorden worden de voornaamwoorden "me, te, le, nos, os, les" gebruikt.
  2. We gebruiken "también" voor bevestigende zinnen en "tampoco" voor ontkennende zinnen.
VerbExamples

encantar

 

Me encanta la música. (Ik hou van muziek.)

No me encantan estas canciones. (Ik ben niet dol op deze liedjes.)

preferir

Prefiero bailar que cantar. (Ik geef aan dansen de voorkeur boven zingen.)

Ellos prefieren ir al teatro, no al cine. (Zij geven de voorkeur aan het theater, niet de bioscoop.)

Gustos iguales

 

A mí me gusta. - A mí también. (Ik vind het leuk. - Ik ook.)

A mí no me gusta. - A mí tampoco. (Ik houd er niet van. - Ik ook niet.)

Gustos diferentes

 

A mí me gusta - A mí no. (Ik hou ervan - Ik niet.)

A mí no me gusta. - A mí sí. (Ik vind het niet leuk. - Ik wel.)

Uitzonderingen!

  1. Onthoud dat het woord "tampoco" een ontkenning bevat en dat je het niet met "no" kunt gebruiken.
  2. Het werkwoord preferir is onregelmatig. In de stam verandert de "e" in "ie" in alle personen behalve bij nosotros en vosotros.

Oefening 1: Describir preferencias: "Preferir, encantar, gustar"

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

tampoco, amáis, odian, también, Prefiero, no, preferimos

1.
¿No te gustan estos bailes? A mí ....
(Hou je niet van deze dansen? Ik ook niet.)
2.
Nosotros ... ir al cine que ver una exposición.
(Wij geven de voorkeur aan naar de bioscoop gaan boven een tentoonstelling bekijken.)
3.
¿A Catarina le gusta el arte? A mí .... No me parece interesante.
(Houdt Catarina van kunst? Ik niet. Ik vind het niet interessant.)
4.
No te interesan museos, ¿verdad? A mí ... me interesan.
(Je bent niet geïnteresseerd in musea, toch? Ik ben ook niet geïnteresseerd.)
5.
Ana y Jaime ... ir a los conciertos.
(Ana en Jaime haten het om naar concerten te gaan.)
6.
Vosotros ... ver las exposiciones, ¿no?
(Jullie houden van het bekijken van de tentoonstellingen, toch?)
7.
... ir al concierto que escuchar música en casa.
(Ik ga liever naar het concert dan thuis muziek te luisteren.)
8.
¿A Amalia y a Eva les interesan bailes? ¡A mí ...!
(Zijn Amalia en Eva geïnteresseerd in dansen? Ik ook!)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Prefiero


Ik geef de voorkeur aan

2


wel

3

aprecia


Julian waardeert

4

también


ook