- De bijwoorden die clausules verbinden, worden meestal voor het werkwoord of aan het begin van de zin geplaatst.
Adverbio (Bijwoord) | Uso (gebruik) | Ejemplo (Voorbeeld) |
---|---|---|
Entonces | Comentar una consecuencia (Een gevolg bespreken) | Nosotros queremos alquilar un apartamento, entonces vamos a mirar la urbanización. (Wij willen een appartement huren, dus gaan we naar de woonwijk kijken.) |
Porque | Dar una razón o causa (Een reden of oorzaak geven) | Ellos prefieren reservar el hotel porque la villa es muy cara. (Zij geven de voorkeur aan het reserveren van het hotel omdat de villa erg duur is.) |
También | Agregar información positiva (Positieve informatie toevoegen) | Comparto la habitación con mi amigo y también vamos a alquilar un dúplex juntos. (Ik deel de kamer met mijn vriend en ook gaan we samen een duplex huren.) |
Tampoco | Agregar información negativa (Negatieve informatie toevoegen) | No voy a reservar el loft y tampoco quiero alquilar la casa. (Ik ga de loft niet reserveren en ook niet de woning huren.) |
Uitzonderingen!
- Bij het gebruik van negatieve bijwoorden zoals "tampoco", moet er een eerste ontkenning in de vorige zin zijn. "No quiero alquilar la habitación, y tampoco quiero compartir el apartamento."
Oefening 1: Conectores: "Entonces, porque, también, tampoco"
Instructie: Vul het juiste woord in.
también, tampoco, porque, Porque, entonces
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Queremos visitar la casa mañana, _____ llamamos al agente para confirmar.
(We willen morgen het huis bezoeken, _____ bellen we de makelaar om te bevestigen.)2. No quiero alquilar el apartamento pequeño y _____ la habitación individual.
(Ik wil het kleine appartement niet huren en _____ de eenpersoonskamer.)3. Prefiero un piso céntrico _____ está cerca del trabajo.
(Ik geef de voorkeur aan een centraal gelegen appartement _____ het dicht bij het werk is.)4. Vamos a buscar un apartamento con dos habitaciones y _____ con terraza.
(We gaan op zoek naar een appartement met twee slaapkamers en _____ met een terras.)5. No quiero un piso en las afueras _____ está muy lejos del centro.
(Ik wil geen appartement aan de rand van de stad _____ het te ver van het centrum is.)6. Ella no quiere vivir en un estudio pequeño y _____ en un piso sin ascensor.
(Zij wil niet in een kleine studio wonen en _____ in een appartement zonder lift.)