- Vraagwoorden Ze worden gebruikt om directe of indirecte vragen te stellen over plaats (dónde), tijd (cuándo) of wijze (cómo).
- Relatieve bijwoorden Ze worden gebruikt om zinnen met elkaar te verbinden en aanvullende informatie te geven over een zelfstandig naamwoord of werkwoord (donde, cuando, como).
Adverbio (Interrogativo/Relativo) | Ejemplo |
---|---|
Dónde/donde | ¿Dónde puedo encontrar información sobre la matrícula? (Waar kan ik informatie vinden over de inschrijving?) El lugar donde se realiza la matrícula es la oficina central. (De plaats waar de inschrijving plaatsvindt, is het hoofdkantoor.) |
Cuándo/cuando | ¿Cuándo comienza la formación? (¿Wanneer begint de opleiding?) El día cuando ofrecieron la posibilidad de promoción fue muy especial. (De dag wanneer ze de mogelijkheid tot promotie aanboden, was heel bijzonder.) |
Cómo | ¿Cómo puedo organizar las horas extra? (¿Hoe kan ik de overuren organiseren?) Explicó cómo ascender en el empleo. (Hij legde uit hoe je carrière kunt maken.) |
Uitzonderingen!
- "Como" zonder accent wordt gebruikt om te vergelijken of gelijkwaardigheden tussen twee elementen aan te geven. ⇒ Mi vida en la nueva ciudad es como un sueño. (Mijn leven in de nieuwe stad is als een droom.)
Oefening 1: Adverbios relativos e interrogativos: dónde, cuándo y cómo
Instructie: Vul het juiste woord in.
donde, Dónde, como, Cuándo, Cómo, cuando, cómo