10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

A2.1.1 Waar reis je naartoe deze vakantie?

Een kort gesprek in het Spaans tussen Pedro en Ana over hun vakantie.

Diálogo: ¿A dónde viajas estas vacaciones?

Un diálogo corto en español entre Pedro y Ana sobre sus vacaciones.

A2.1.1 Waar reis je naartoe deze vakantie?

A2 Spaans

Niveau: A2

Module 1: Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

Les 1: Planes de vacaciones (Vakantieplannen)

Leergeschiedenis

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio with translations
Audio with translations

Gesprek

1. Pedro: ¡Hola! ¿Ya tienes planes para las vacaciones? (Hallo! Heb je al plannen voor de vakantie?)
2. Ana: Sí, he comprado un billete para viajar desde Madrid a París con mi amiga. (Ja, ik heb een kaartje gekocht om van Madrid naar Parijs te reizen met mijn vriendin.)
3. Pedro: ¡Qué bien! ¿Vas a hacer alguna excursión? (Wat goed! Ga je op een excursie?)
4. Ana: Sí, vamos a visitar la ciudad con un guía turístico. (Ja, we gaan de stad bezoeken met een toeristengids.)
5. Pedro: Suena genial. Yo quiero visitar la Sagrada Familia en Barcelona. (Klinkt geweldig. Ik wil bezoeken de Sagrada Familia in Barcelona.)
6. Ana: ¿Nunca has ido a la Sagrada Familia? (Ben je nooit naar de Sagrada Familia geweest?)
7. Pedro: No, nunca he ido. Va a ser un viaje muy relajado. (Nee, ik ben nooit gegaan. Het wordt een heel ontspannen reisje.)
8. Ana: Te va a encantar. ¡Disfruta del viaje! (Je gaat het geweldig vinden. Geniet van de reis!)
9. Pedro: ¡Igualmente! ¡Hasta pronto! (Insgelijks! Tot snel!)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Qué planes tiene Ana para las vacaciones?
  2. Wat zijn Ana's plannen voor de vakantie?
  3. ¿Con quién va a visitar la ciudad Ana?
  4. Met wie gaat Ana de stad bezoeken?
  5. ¿A dónde quiere ir Pedro?
  6. Waar wil Pedro naartoe gaan?
  7. ¿Qué planes tienes para las vacaciones?
  8. Wat zijn jouw plannen voor de vakantie?

Oefening 2: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
4
... Sí, vamos a visitar la ciudad con un guía turístico.
(Ja, we gaan de stad bezoeken met een gids.)
6
... ¿Nunca has ido a la Sagrada Familia?
(Ben je nooit naar de Sagrada Familia geweest?)
1
1 ¡Hola! ¿Ya tienes planes para las vacaciones?
(Hallo! Heb je al plannen voor de vakantie?)
5
... Suena genial. Yo quiero visitar la Sagrada Familia en Barcelona.
(Klinkt geweldig. Ik wil de Sagrada Familia in Barcelona bezoeken.)
3
... ¡Qué bien! ¿Vas a hacer alguna excursión?
(Wat goed! Ga je een excursie doen?)
8
... Te va a encantar. ¡Disfruta del viaje!
(Je zult het geweldig vinden. Geniet van de reis!)
2
... Sí, he comprado un billete para viajar desde Madrid a París con mi amiga.
(Ja, ik heb een ticket gekocht om met mijn vriendin van Madrid naar Parijs te reizen.)
7
... No, nunca he ido. Va a ser un viaje muy relajado.
(Nee, ik ben er nooit geweest. Het wordt een heel ontspannen reis.)
9
9 ¡Igualmente! ¡Hasta pronto!
(Insgelijks! Tot snel!)

Oefening 3: Kies het juiste woord

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

viaje, tienes planes, excursión, guía turístico, visitar, relajado, he comprado un billete

1. Sí, ... para viajar desde Madrid a París con mi amiga.

Sí, he comprado un billete para viajar desde Madrid a París con mi amiga.
(Ja, ik heb een ticket gekocht om met mijn vriendin van Madrid naar Parijs te reizen.)

2. Te va a encantar. ¡Disfruta del ...!

Te va a encantar. ¡Disfruta del viaje!
(Je zult het geweldig vinden. Geniet van de reis!)

3. No, nunca he ido. Va a ser un viaje muy ....

No, nunca he ido. Va a ser un viaje muy relajado.
(Nee, ik ben er nooit geweest. Het wordt een heel ontspannen reis.)

4. Suena genial. Yo quiero ... la Sagrada Familia en Barcelona.

Suena genial. Yo quiero visitar la Sagrada Familia en Barcelona.
(Klinkt geweldig. Ik wil de Sagrada Familia in Barcelona bezoeken.)

5. Sí, vamos a visitar la ciudad con un ....

Sí, vamos a visitar la ciudad con un guía turístico.
(Ja, we gaan de stad bezoeken met een gids.)

6. ¡Qué bien! ¿Vas a hacer alguna ...?

¡Qué bien! ¿Vas a hacer alguna excursión?
(Wat goed! Ga je een excursie doen?)

7. ¡Hola! ¿Ya ... para las vacaciones?

¡Hola! ¿Ya tienes planes para las vacaciones?
(Hallo! Heb je al plannen voor de vakantie?)

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Vertaal en spreek het woord hardop uit. Gebruik het woord in een zin.

Toon vertaling
1. Excursión
(Excursie)
2. Tienes planes
(Heb je plannen)
3. Viaje
(Reis)
4. Relajado
(Ontspannen)
5. He comprado un billete
(Ik heb een kaartje gekocht)
6. Guía turístico
(Toeristengids)
7. Visitar
(Bezoeken)