Noodsituatie op het strand

Een toerist in Benidorm belt het alarmnummer nadat hij zijn enkel heeft geblesseerd op het strand en ontvangt medische hulp.

Diálogo: Emergencia en la playa

Un turista en Benidorm llama al teléfono de emergencia tras lesionarse el tobillo en la playa y recibe asistencia médica.

A2 Spaans

Niveau: A2

Module 2: Sociedad y gobierno (Maatschappij en overheid)

Les 11: Servicios de emergencia (Hulpdiensten)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Gesprek

1. Ana: ¡Hola! Me he caído en la playa y he encontrado este teléfono de emergencias para pedir ayuda. (Hallo! Ik ben gevallen op het strand en heb deze alarmtelefoon gevonden om om hulp te vragen.)
2. Paramédico: Buenos días, ¿puede moverse o tiene mucho dolor? (Goedemorgen, kunt u zich bewegen of heeft u veel pijn?)
3. Ana: Es que no puedo mover el pie y me duele mucho. (Ik kan namelijk mijn voet niet bewegen en het doet veel pijn.)
4. Paramédico: No se preocupe. Voy a mandar una ambulancia ahora mismo. (Maakt u zich geen zorgen. Ik stuur meteen een ambulance.)
5. Ana: Gracias. ¿Cuánto va a tardar hasta que llegan? (Bedankt. Hoe lang duurt het tot ze arriveren?)
6. Paramédico: No mucho. ¿Usted iba solo o con alguien cuando ha ocurrido el accidente? (Niet veel. Was u alleen of met iemand toen het ongeluk gebeurde?)
7. Ana: Iba con unos amigos, pero cuando he caído he pedido socorro y ellos me han ayudado a levantarme. (Ik was met een paar vrienden, maar toen ik gevallen was, heb ik om hulp geroepen en zij hebben me geholpen om op te staan.)
8. Paramédico: Tranquilo, la ambulancia ya viene. (Rustig, de ambulance komt eraan.)
9. Ana: ¿Vamos al hospital de Benidorm o a otro centro de salud? (Gaan we naar het ziekenhuis van Benidorm of naar een ander gezondheidscentrum?)
10. Paramédico: Vamos a llevarle a la sala de urgencias más cercana. (We gaan u naar de dichtstbijzijnde spoedeisende hulp brengen.)
11. Ana: ¿Debo llamar a la Seguridad Social o ustedes lo hacen? (Moet ik de Sociale Zekerheid bellen of doen jullie dat?)
12. Paramédico: Nosotros nos encargamos. ¿Tiene su carné de identidad? (Wij zorgen ervoor. Heeft u uw identiteitskaart?)
13. Ana: Sí, está en mi mochila. ¿Podría usted llamar a mi amigo? (Ja, het zit in mijn rugzak. Zou u mijn vriend kunnen bellen?)
14. Paramédico: Claro, después de atenderle, ahora debe quedarse tranquilo. Los paramédicos van a llegar en cualquier momento. (Natuurlijk, nadat wij u geholpen hebben, moet u nu rustig blijven. De paramedici komen elk moment aan.)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Por qué llama el turista?
  2. Waarom belt de toerist?
  3. ¿Con quien estaba Ana cuando ha ocurrido el accidente?
  4. Met wie was Ana toen het ongeluk gebeurde?
  5. ¿Qué documento necesita Ana para la Seguridad Social?
  6. Welk document heeft Ana nodig voor de Sociale Zekerheid?
  7. ¿Has tenido alguna vez una emergencia en vacaciones?
  8. Heeft u ooit een noodgeval gehad tijdens de vakantie?

Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

ambulancia, la ambulancia, accidente, centro de salud, socorro

1.
Iba con unos amigos, pero cuando he caído he pedido ... y ellos me han ayudado a levantarme.
(Ik was met een paar vrienden, maar toen ik viel heb ik om hulp geroepen en zij hebben me overeind geholpen.)
2.
¿Vamos al hospital de Benidorm o a otro ...?
(Gaan we naar het ziekenhuis van Benidorm of naar een ander gezondheidscentrum?)
3.
Tranquilo, ... ya viene.
(Rustig, de ambulance komt eraan.)
4.
No se preocupe. Voy a mandar una ... ahora mismo.
(Maak u geen zorgen. Ik stuur meteen een ambulance.)
5.
No mucho. ¿Usted iba solo o con alguien cuando ha ocurrido el ...?
(Niet veel. Was u alleen of met iemand anders toen het ongeluk gebeurde?)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
11
... ¿Debo llamar a la Seguridad Social o ustedes lo hacen?
(Moet ik de Sociale Zekerheid bellen of doet u dat?)
3
... Es que no puedo mover el pie y me duele mucho.
(Ik kan namelijk mijn voet niet bewegen en het doet veel pijn.)
13
... Sí, está en mi mochila. ¿Podría usted llamar a mi amigo?
(Ja, het zit in mijn rugzak. Zou u mijn vriend kunnen bellen?)
1
1 ¡Hola! Me he caído en la playa y he encontrado este teléfono de emergencias para pedir ayuda.
(Hallo! Ik ben op het strand gevallen en heb deze noodtelefoon gevonden om hulp te vragen.)
7
... Iba con unos amigos, pero cuando he caído he pedido socorro y ellos me han ayudado a levantarme.
(Ik was met een paar vrienden, maar toen ik viel heb ik om hulp geroepen en zij hebben me overeind geholpen.)
14
14 Claro, después de atenderle, ahora debe quedarse tranquilo. Los paramédicos van a llegar en cualquier momento.
(Natuurlijk, nadat ze voor u hebben gezorgd, moet u nu rustig blijven. De paramedici zullen elk moment arriveren.)
4
... No se preocupe. Voy a mandar una ambulancia ahora mismo.
(Maak u geen zorgen. Ik stuur meteen een ambulance.)
6
... No mucho. ¿Usted iba solo o con alguien cuando ha ocurrido el accidente?
(Niet veel. Was u alleen of met iemand anders toen het ongeluk gebeurde?)
2
... Buenos días, ¿puede moverse o tiene mucho dolor?
(Goedemorgen, kunt u zich bewegen of heeft u veel pijn?)
5
... Gracias. ¿Cuánto va a tardar hasta que llegan?
(Bedankt. Hoe lang duurt het tot ze arriveren?)
9
... ¿Vamos al hospital de Benidorm o a otro centro de salud?
(Gaan we naar het ziekenhuis van Benidorm of naar een ander gezondheidscentrum?)
10
... Vamos a llevarle a la sala de urgencias más cercana.
(We gaan u naar de dichtstbijzijnde spoedeisende hulp brengen.)
8
... Tranquilo, la ambulancia ya viene.
(Rustig, de ambulance komt eraan.)
12
... Nosotros nos encargamos. ¿Tiene su carné de identidad?
(Wij zorgen ervoor. Heeft u uw identiteitskaart?)