Spaans A2.24.1 Ana en Pedro gaan wandelen

Pedro en Ana genieten van een dag wandelen in de bergen. Ze praten over het pad, het uitzicht, en hun laarzen, terwijl ze naar de top klimmen.

Diálogo: Ana y Pedro hacen senderismo

Pedro y Ana disfrutan de un día de senderismo en la montaña. Hablan sobre el camino, la vista, y sus botas, mientras suben hacia el pico.

Spaans A2.24.1 Ana en Pedro gaan wandelen

A2 Spaans

Niveau: A2

Module 3: Planes para el fin de semana (Weekendplannen)

Les 24: Caminar el domingo. (Op zondag een wandeling maken.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

Gesprek

1. Pedro: ¿Estás preparada para subir la montaña? (Ben je klaar om de berg te beklimmen?)
2. Ana: ¡Sí! Tengo mis botas de montaña que son cómodas. (Ja! Ik heb mijn berglaarzen die comfortabel zijn.)
3. Pedro: Las mías también, pero mi mochila es pesada. ¿La tuya es ligera? (De mijne ook, maar mijn rugzak is zwaar. Is die van jou licht?)
4. Ana: Sí, la mía es muy ligera. Nuestra ruta parece fácil. (Ja, de mijne is heel licht. Onze route lijkt gemakkelijk.)
5. Pedro: Sí, y me encanta la vista. El río y el lago son muy bonitos. (Ja, ik hou van het uitzicht. De rivier en het meer zijn erg mooi.)
6. Ana: ¡A mí también me encanta la vista! Vamos, quiero llegar al pico. (Ik hou ook van het uitzicht! Kom, ik wil de piek bereiken.)
7. Pedro: Claro, nuestro camino es largo, pero es bonito. ¡Vamos a caminar! (Natuurlijk, onze route is lang, maar het is mooi. Laten we gaan lopen!)
8. Ana: Cuidado al pisar aquí, el suelo no está bien. (Pas op bij het stappen hier, de grond is niet goed.)
9. Pedro: Vale, voy a caminar lento. ¡Qué bueno es hacer senderismo en esta montaña! (Oké, ik ga langzaam lopen. Wat is het toch fijn om te wandelen op deze berg!)
10. Ana: Sí, y el aire aquí en la montaña es muy fresco. ¡Me encanta! (Ja, en de lucht hier op de berg is heel fris. Ik hou ervan!)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Cómo son las botas de montaña de Ana?
  2. Hoe zijn de bergschoenen van Ana?
  3. ¿Qué les encanta a Pedro y Ana?
  4. Waar houden Pedro en Ana van?
  5. ¿Dónde está fresco el aire?
  6. Waar is de lucht fris?
  7. ¿Te gusta hacer senderismo? ¿Por qué?/¿Por qué no?
  8. Hou je van wandelen? Waarom wel/niet?
  9. ¿Has estado una vez en la montaña? ¿Cómo ha sido tu experiencia?
  10. "Ben je ooit in de bergen geweest? Hoe was je ervaring?"

Oefening 2:

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

pico, lago, camino, botas de montaña, ruta

1.
Sí, y me encanta la vista. El río y el ... son muy bonitos.
(Ja, en ik vind het uitzicht geweldig. De rivier en het meer zijn erg mooi.)
2.
¡Sí! Tengo mis ... que son cómodas.
(Ja! Ik heb mijn bergschoenen die comfortabel zijn.)
3.
¡A mí también me encanta la vista! Vamos, quiero llegar al ....
(Ik houd ook van het uitzicht! Laten we gaan, ik wil de top bereiken.)
4.
Claro, nuestro ... es largo, pero es bonito. ¡Vamos a caminar!
(Natuurlijk, onze weg is lang, maar hij is mooi. Laten we lopen!)
5.
Sí, la mía es muy ligera. Nuestra ... parece fácil.
(Ja, de mijne is heel licht. Onze route lijkt gemakkelijk.)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
5
... Sí, y me encanta la vista. El río y el lago son muy bonitos.
(Ja, en ik vind het uitzicht geweldig. De rivier en het meer zijn erg mooi.)
2
... ¡Sí! Tengo mis botas de montaña que son cómodas.
(Ja! Ik heb mijn bergschoenen die comfortabel zijn.)
6
... ¡A mí también me encanta la vista! Vamos, quiero llegar al pico.
(Ik houd ook van het uitzicht! Laten we gaan, ik wil de top bereiken.)
7
... Claro, nuestro camino es largo, pero es bonito. ¡Vamos a caminar!
(Natuurlijk, onze weg is lang, maar hij is mooi. Laten we lopen!)
4
... Sí, la mía es muy ligera. Nuestra ruta parece fácil.
(Ja, de mijne is heel licht. Onze route lijkt gemakkelijk.)
9
... Vale, voy a caminar lento. ¡Qué bueno es hacer senderismo en esta montaña!
(Oké, ik ga langzaam lopen. Wat is het toch fijn om te wandelen in deze berg!)
1
1 ¿Estás preparada para subir la montaña?
(Ben je klaar om de berg te beklimmen?)
3
... Las mías también, pero mi mochila es pesada. ¿La tuya es ligera?
(De mijne ook, maar mijn rugzak is zwaar. Is de jouwe licht?)
8
... Cuidado al pisar aquí, el suelo no está bien.
(Pas op met lopen hier, de grond is niet goed.)
10
10 Sí, y el aire aquí en la montaña es muy fresco. ¡Me encanta!
(Ja, en de lucht hier op de berg is heel fris. Ik hou ervan!)