Volar (vliegen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Volar (vliegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Volar - Vervoeging van Vliegen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief. (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Volar (vliegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Transporte (Transport)

Vervoeging van vliegen in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) vuelo ik vlieg
(tú) vuelas jij vliegt
(él/ella) vuela hij/zij vliegt
(nosotros/nosotras) volamos wij vliegen
(vosotros/vosotras) voláis jullie vliegen
(ellos/ellas) vuelan zij vliegen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo vuelo en avión para viajar rápido. Ik vlieg met het vliegtuig om snel te reizen.
Tú vuelas al extranjero en avión. Jij vliegt met het vliegtuig naar het buitenland.
Él vuela con el avión todos los días. Hij vliegt elke dag met het vliegtuig.
Nosotros volamos en avión este verano. Wij vliegen deze zomer met het vliegtuig.
Vosotros voláis cerca de la costa en barco. Jullie vliegen dicht bij de kust met de boot.
Ellos vuelan en avión para ir a la universidad. Zij vliegen met het vliegtuig om naar de universiteit te gaan.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

volamos, vuelas, vuela, vuelo, vuelan, voláis

1.
Vosotros ... cerca de la costa en barco.
(Jullie vliegen dicht bij de kust met de boot.)
2.
Tú ... al extranjero en avión.
(Jij vliegt met het vliegtuig naar het buitenland.)
3.
Él ... con el avión todos los días.
(Hij vliegt elke dag met het vliegtuig.)
4.
Ellos ... en avión para ir a la universidad.
(Zij vliegen met het vliegtuig om naar de universiteit te gaan.)
5.
Nosotros ... en avión este verano.
(Wij vliegen deze zomer met het vliegtuig.)
6.
Yo ... en avión para viajar rápido.
(Ik vlieg met het vliegtuig om snel te reizen.)