Volar (vliegen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Volar (vliegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Volar - Vervoeging van Vliegen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief. (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Volar (vliegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Transporte (Transport)

Vervoeging van vliegen in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
yo vuelo ik vlieg
tú vuelas jij vliegt
él/ella vuela hij/zij vliegt
nosotros/nosotras volamos wij vliegen
vosotros/vosotras voláis jullie vliegen
ellos/ellas vuelan zij vliegen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo vuelo en avión hoy. Ik vlieg vandaag met het vliegtuig.
Tú vuelas a España mañana. Jij vliegt morgen naar Spanje.
Él vuela en avión a menudo. Hij vliegt vaak met het vliegtuig.
Nosotros volamos a la ciudad. Wij vliegen naar de stad.
Vosotros voláis en el avión. Jullie vliegen met het vliegtuig.
Ellos vuelan a París. Zij vliegen naar Parijs.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

volamos, vuelas, vuela, vuelo, vuelan, voláis

1.
Vosotros ... en el avión.
(Jullie vliegen met het vliegtuig.)
2.
Tú ... a españa mañana.
(Jij vliegt morgen naar Spanje.)
3.
Él ... en avión a menudo.
(Hij vliegt vaak met het vliegtuig.)
4.
Ellos ... a parís.
(Zij vliegen naar Parijs.)
5.
Nosotros ... a la ciudad.
(Wij vliegen naar de stad.)
6.
Yo ... en avión hoy.
(Ik vlieg vandaag met het vliegtuig.)