Visitar (bezoeken) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Visitar (bezoeken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Visitar - Vervoeging van Bezoeken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Visitar (bezoeken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Planes de vacaciones (Vakantieplannen)

Vervoeging van bezoeken in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) visito ik bezoek
(tú) visitas jij bezoekt
(él/ella) visita hij bezoekt/zij bezoekt
(nosotros/nosotras) visitamos wij bezoeken
(vosotros/vosotras) visitáis jullie bezoeken
(ellos/ellas) visitan zij bezoeken

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo visito a mi abuela los domingos. Ik bezoek mijn grootmoeder op zondag.
Tú visitas a tu primo en España. Jij bezoekt je neef in Spanje.
Él visita a la madre en la tarde. Hij bezoekt 's middags de moeder.
Nosotros visitamos a la familia todos juntos. Wij bezoeken de familie allemaal samen.
Vosotros visitáis a los tíos en verano. Jullie bezoeken de oom en tante in de zomer.
Ellos visitan a los amigos los fines de semana. Zij bezoeken de vrienden in het weekend.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

visita, visitáis, visitamos, visito, visitan, visitas

1.
Tú ... a tu primo en españa.
(Jij bezoekt je neef in Spanje.)
2.
Yo ... a mi abuela los domingos.
(Ik bezoek mijn grootmoeder op zondag.)
3.
Vosotros ... a los tíos en verano.
(Jullie bezoeken de oom en tante in de zomer.)
4.
Ellos ... a los amigos los fines de semana.
(Zij bezoeken de vrienden in het weekend.)
5.
Él ... a la madre en la tarde.
(Hij bezoekt 's middags de moeder.)
6.
Nosotros ... a la familia todos juntos.
(Wij bezoeken de familie allemaal samen.)