Visitar (bezoeken) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Visitar - Vervoeging van Bezoeken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Visitar (bezoeken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Planes de vacaciones (Vakantieplannen)
Vervoeging van bezoeken in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) visito | ik bezoek |
(tú) visitas | jij bezoekt |
(él/ella) visita | hij bezoekt/zij bezoekt |
(nosotros/nosotras) visitamos | wij bezoeken |
(vosotros/vosotras) visitáis | jullie bezoeken |
(ellos/ellas) visitan | zij bezoeken |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo visito a mi abuela cada semana. | Ik bezoek mijn oma elke week. |
Tú visitas a tus primos en España. | jij bezoekt je neven in Spanje. |
Él visita a su padre los domingos. | Hij bezoekt zijn vader op zondagen. |
Nosotros visitamos a nuestro tío en Italia. | Wij bezoeken onze oom in Italië. |
Vosotros visitáis a la familia en verano. | Jullie bezoeken de familie in de zomer. |
Ellos visitan a su hermana en Francia. | Zij bezoeken hun zus in Frankrijk. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
visita, visitáis, visitamos, visito, visitan, visitas
1.
Tú ... a tus primos en españa.
(Je bezoekt je neven in Spanje.)
2.
Yo ... a mi abuela cada semana.
(Ik bezoek mijn oma elke week.)
3.
Vosotros ... a la familia en verano.
(Jullie bezoeken de familie in de zomer.)
4.
Ellos ... a su hermana en francia.
(Zij bezoeken hun zus in Frankrijk.)
5.
Él ... a su padre los domingos.
(Hij bezoekt zijn vader op zondagen.)
6.
Nosotros ... a nuestro tío en italia.
(We bezoeken onze oom in Italië.)