Ver (zien) - Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Ver - Vervoeging van zien in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooide verleden tijd, indicatieve wijs (Pretérito imperfecto, indicativo).
Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Ver (zien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Días de la semana y partes del día. (Dagen van de week en dagdelen)
Vervoeging van ver in de Pretérito imperfecto
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) veía | ik zag |
(tú) veías | jij zag |
(él/ella) veía | hij/zij zag |
(nosotros/nosotras) veíamos | wij zagen |
(vosotros/vosotras) veíais | jullie zagen |
(ellos/ellas) veían | zij zagen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Cuando era niño, siempre veía elefantes en el zoo. | Toen ik een kind was, zag ik altijd olifanten in de dierentuin. |
Tú veías animales salvajes en la selva durante el viaje. | Jij zag wilde dieren in het oerwoud tijdens de reis. |
Ella veía el paisaje fascinante de África con atención. | Ze keek aandachtig naar het fascinerende landschap van Afrika. |
Nosotros veíamos el búho y la jirafa juntos. | Wij zagen de uil en de giraffe samen. |
Vosotros veíais la fauna y flora que existía en el desierto. | Jullie zagen de fauna en flora die in de woestijn bestond. |
Ellos veían al león y al tigre en el parque de atracciones. | Zij zagen de leeuw en de tijger in het pretpark. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
veíais, veían, veías, veía, veíamos
1.
Cuando era niño, siempre ... elefantes en el zoo.
(Toen ik een kind was, zag ik altijd olifanten in de dierentuin.)
2.
Ella ... el paisaje fascinante de África con atención.
(Ze keek aandachtig naar het fascinerende landschap van Afrika.)
3.
Tú ... animales salvajes en la selva durante el viaje.
(Jij zag wilde dieren in het oerwoud tijdens de reis.)
4.
Nosotros ... el búho y la jirafa juntos.
(Wij zagen de uil en de giraffe samen.)
5.
Vosotros ... la fauna y flora que existía en el desierto.
(Jullie zagen de fauna en flora die in de woestijn bestond.)
6.
Ellos ... al león y al tigre en el parque de atracciones.
(Zij zagen de leeuw en de tijger in het pretpark.)