Vender (verkopen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Vender - Vervoeging van verkopen in het Spaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid tegenwoordige tijd (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Vender (verkopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Precios y dinero (Prijzen en geld)
Vervoeging van verkopen in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) vendo | ik verkoop |
(tú) vendes | jij verkoopt |
(él/ella) vende | hij/zij verkoopt |
(nosotros/nosotras) vendemos | wij verkopen |
(vosotros/vosotras) vendéis | jullie verkopen |
(ellos/ellas) venden | zij verkopen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo vendo manzanas baratas en la tienda. | Ik verkoop goedkope appels in de winkel. |
¿Tú vendes juguetes en el mercado? | Verkoop jij speelgoed op de markt? |
Él vende el coche por buen precio. | Hij verkoopt de auto voor een goede prijs. |
Nosotros vendemos ropa usada. | Wij verkopen tweedehands kleding. |
¿Vosotros vendéis zapatos en rebajas? | Jullie verkopen schoenen in de uitverkoop |
Ellos venden café caliente todos los días. | Zij verkopen elke dag warme koffie. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
venden, vendemos, vendo, vendéis, vendes, vende
1.
¿Tú ... juguetes en el mercado?
(Verkoop jij speelgoed op de markt?)
2.
Yo ... manzanas baratas en la tienda.
(Ik verkoop goedkope appels in de winkel.)
3.
¿Vosotros ... zapatos en rebajas?
(Verkopen jullie schoenen in de uitverkoop?)
4.
Ellos ... café caliente todos los días.
(Zij verkopen elke dag warme koffie.)
5.
Él ... el coche por buen precio.
(Hij verkoopt de auto voor een goede prijs.)
6.
Nosotros ... ropa usada.
(Wij verkopen tweedehands kleding.)