Vender (verkopen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Vender (verkopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vender - Vervoeging van verkopen in het Spaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid tegenwoordige tijd (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Vender (verkopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Precios y dinero (Prijzen en geld)

Vervoeging van verkopen in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) vendo ik verkoop
(tú) vendes jij verkoopt
(él/ella) vende hij/zij verkoopt
(nosotros/nosotras) vendemos wij verkopen
(vosotros/vosotras) vendéis jullie verkopen
(ellos/ellas) venden zij verkopen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo vendo frutas en la tienda. Ik verkoop fruit in de winkel.
Tú vendes pan a buen precio. Jij verkoopt brood voor een goede prijs.
Él vende queso y leche aquí. Hij verkoopt kaas en melk hier.
Nosotros vendemos con descuento hoy. Wij verkopen vandaag met korting.
Vosotros vendéis más si bajáis el precio. Jullie verkopen meer als jullie de prijs verlagen.
Ellos venden ropa barata en el mercado. Zij verkopen goedkope kleding op de markt.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

venden, vendemos, vendo, vendéis, vendes, vende

1.
Tú ... pan a buen precio.
(Jij verkoopt brood voor een goede prijs.)
2.
Yo ... frutas en la tienda.
(Ik verkoop fruit in de winkel.)
3.
Vosotros ... más si bajáis el precio.
(Jullie verkopen meer als jullie de prijs verlagen.)
4.
Ellos ... ropa barata en el mercado.
(Zij verkopen goedkope kleding op de markt.)
5.
Él ... queso y leche aquí.
(Hij verkoopt kaas en melk hier.)
6.
Nosotros ... con descuento hoy.
(Wij verkopen vandaag met korting.)