Usar (gebruiken) - Pretérito indefinido, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

 Usar (gebruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Usar - Vervoeging van gebruiken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de verleden tijd, aantonende wijs (Pretérito indefinido, indicativo).

Pretérito indefinido, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Usar (gebruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Servicios cotidianos (Dagelijkse diensten)

Vervoeging van gebruiken in de pretérito indefinido

Spaans Nederlands
(yo) usé ik gebruikte
(tú) usaste jij gebruikte
(él/ella) usó hij/zij gebruikte
(nosotros/nosotras) usamos wij gebruikten
(vosotros/vosotras) usasteis jullie gebruikten
(ellos/ellas) usaron zij gebruikten

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Usé la tarjeta de crédito ayer. Ik gebruikte gisteren de creditcard.
¿Usaste el cajero automático? Jij gebruikte de geldautomaat.
Él usó la cesta de compras. Hij gebruikte het winkelmandje.
Usamos billetes para pagar en efectivo. Wij gebruikten bankbiljetten om contant te betalen.
¿Usasteis el cheque para la compra? Gebruikten jullie de cheque voor de aankoop?
Usaron la cuenta bancaria del pobre. Zij gebruikten de bankrekening van de arme.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

usé, usaron, usamos, usó, usasteis, usaste

1.
... la tarjeta de crédito ayer.
(Ik gebruikte gisteren de creditcard.)
2.
Él ... la cesta de compras.
(Hij gebruikte het winkelmandje.)
3.
... la cuenta bancaria del pobre.
(Zij gebruikten de bankrekening van de arme.)
4.
¿... el cajero automático?
(Heb je de geldautomaat gebruikt?)
5.
¿... el cheque para la compra?
(Hebben jullie de cheque gebruikt voor de aankoop?)
6.
... billetes para pagar en efectivo.
(Wij gebruikten bankbiljetten om contant te betalen.)