Sumar (optellen) - Pretérito indefinido, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Sumar - Vervoeging van Optellen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de eenvoudige verleden tijd, indicatieve wijs (Pretérito indefinido, indicativo).
Pretérito indefinido, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Sumar (optellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Números y contar (Cijfers en tellen)
Vervoeging van optellen in Pretérito indefinido
Spaans | Nederlands |
---|---|
yo sumé | ik telde op |
tú sumaste | jij telt op |
él/ella sumó | hij telde op |
nosotros/nosotras sumamos | wij telden op |
vosotros/vosotras sumasteis | jullie telden op |
ellos/ellas sumaron | zij telden op |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo sumé dos y tres ayer. | Ik telde gisteren twee en drie bij elkaar. |
Tú sumaste los puntos correctamente. | Jij telde de punten correct op. |
Él sumó todos los números en la lista. | Hij telde alle getallen in de lijst op. |
Nosotros sumamos nuestras fuerzas para completar el proyecto. | Wij voegden onze krachten samen om het project te voltooien. |
Vosotros sumasteis todas las cifras. | Jullie telden alle cijfers op. |
Ellos sumaron los gastos del mes pasado. | Zij telden de uitgaven van de afgelopen maand op. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
sumamos, sumasteis, sumaste, sumaron, sumó, sumé
1.
Yo ... dos y tres ayer.
(Ik telde gisteren twee en drie bij elkaar.)
2.
Tú ... los puntos correctamente.
(Jij telde de punten correct op.)
3.
Él ... todos los números en la lista.
(Hij telde alle getallen in de lijst op.)
4.
Nosotros ... nuestras fuerzas para completar el proyecto.
(Wij voegden onze krachten samen om het project te voltooien.)
5.
Vosotros ... todas las cifras.
(Jullie telden alle cijfers op.)
6.
Ellos ... los gastos del mes pasado.
(Zij telden de uitgaven van de afgelopen maand op.)