Restar (aftrekken) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Restar (aftrekken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Restar - Vervoeging van aftrekken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Restar (aftrekken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Números y contar (Cijfers en tellen)

Vervoeging van aftrekken in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) resto ik trek af
(tú) restas jij trekt af
(él/ella) resta hij/zij trekt af
(nosotros/nosotras) restamos wij trekken af
(vosotros/vosotras) restáis jullie trekken af
(ellos/ellas) restan zij trekken af

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo resto cinco para contar veinte. Ik trek vijf af om twintig te tellen.
Tú restas tres de la cuenta. Je trekt drie van de rekening af.
Él resta cuatro en el ejercicio. Hij trekt vier af in de oefening.
Nosotros restamos diez y contamos cien. Wij trekken tien af en tellen honderd.
Vosotros restáis siete en la suma. Jullie trekken zeven af bij de optelling.
Ellos restan ocho para dividir el total. Zij trekken acht af om het totaal te delen.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

resto, restas, resta, restamos, restáis, restan

1.
Nosotros ... diez y contamos cien.
(Wij trekken tien af en tellen honderd.)
2.
Ellos ... ocho para dividir el total.
(Zij trekken acht af om het totaal te delen.)
3.
Tú ... tres de la cuenta.
(Je trekt drie van de rekening af.)
4.
Él ... cuatro en el ejercicio.
(Hij trekt vier af in de oefening.)
5.
Vosotros ... siete en la suma.
(Jullie trekken zeven af bij de optelling.)
6.
Yo ... cinco para contar veinte.
(Ik trek vijf af om twintig te tellen.)