Preferir (verkiezen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Preferir - Vervoeging van Verkiezen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Preferir (verkiezen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Estaciones, meses y partes del año. (Seizoenen, maanden en delen van het jaar)
Vervoeging van verkiezen in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) prefiero | ik verkies |
(tú) prefieres | jij verkiesst |
(él/ella) prefiere | hij/zij verkiest |
(nosotros/nosotras) preferimos | wij verkiezen |
(vosotros/vosotras) preferís | jullie verkiezen |
(ellos/ellas) prefieren | zij verkiezen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo prefiero el verano por el sol y calor. | Ik verkies de zomer vanwege de zon en de warmte. |
Tú prefieres la primavera porque no hace frío. | Jij verkiest de lente omdat het niet koud is. |
Él prefiere la nieve en el invierno hoy. | Hij geeft de voorkeur aan sneeuw in de winter vandaag. |
Nosotros preferimos salir en otoño, cuando llueve menos. | Wij verkiezen om in de herfst te vertrekken, wanneer het minder regent. |
Vosotros preferís el clima fresco de abril y mayo. | Jullie verkiezen het frisse weer van april en mei. |
Ellos prefieren ir a la playa en agosto y julio. | zij verkiezen in augustus en juli naar het strand te gaan |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
prefieres, prefiere, prefiero, prefieren, preferimos, preferís
1.
Vosotros ... el clima fresco de abril y mayo.
(Jullie verkiezen het frisse weer van april en mei.)
2.
Nosotros ... salir en otoño, cuando llueve menos.
(Wij verkiezen om in de herfst te vertrekken, wanneer het minder regent.)
3.
Ellos ... ir a la playa en agosto y julio.
(Zij verkiezen in augustus en juli naar het strand te gaan)
4.
Tú ... la primavera porque no hace frío.
(Jij verkiest de lente omdat het niet koud is.)
5.
Yo ... el verano por el sol y calor.
(Ik verkies de zomer vanwege de zon en de warmte.)
6.
Él ... la nieve en el invierno hoy.
(Hij geeft de voorkeur aan sneeuw in de winter vandaag.)