Poder (kunnen) - Subjuntivo futuro simple, subjuntivo (Toekomende aanvoegende wijs, aanvoegende wijs)

 Poder (kunnen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Poder - Vervoeging van kunnen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de toekomende tijd aanvoegende wijs, aanvoegende wijs (Subjuntivo futuro simple, subjuntivo).

Subjuntivo futuro simple, subjuntivo (Toekomende aanvoegende wijs, aanvoegende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Poder (kunnen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - En la tienda de ropa (In de kledingwinkel)

Vervoeging van kunnen in de toekomende aanvoegende wijs

Spaans Nederlands
(yo) pudiere ik zou kunnen
(tú) pudieres jij zou kunnen
(él/ella) pudiere hij/zij zou kunnen
(nosotros/nosotras) pudiéremos wij zouden kunnen
(vosotros/vosotras) pudiereis jullie kunnen
(ellos/ellas) pudieren zij zouden kunnen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Si yo pudiere comprar el pan, iré al supermercado. Als ik het brood zou kunnen kopen, zal ik naar de supermarkt gaan.
Si tú pudieres pagar con tarjeta, sería más fácil. Als jij met een kaart zou kunnen betalen, zou het makkelijker zijn.
Si ella pudiere cocinar, nos preparará una cena deliciosa. Als zij zou kunnen koken, zou ze een heerlijke maaltijd voor ons bereiden.
Si nosotros pudiéremos recordar la lista de la compra, no olvidaremos nada. Als wij ons de boodschappenlijst zouden kunnen herinneren, vergeten we niets.
Si vosotros pudiereis venir a la fiesta, será muy divertida. Als jullie naar het feest zouden kunnen komen, zou het heel leuk zijn.
Si ellos pudieren estudiar juntos, aprobarán el examen. Als zij samen kunnen studeren, zullen zij slagen voor het examen.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

pudiereis, pudiéremos, pudieres, pudieren, pudiere

1.
Si yo ... comprar el pan, iré al supermercado.
(Als ik het brood zou kunnen kopen, zal ik naar de supermarkt gaan.)
2.
Si nosotros ... recordar la lista de la compra, no olvidaremos nada.
(Als wij ons de boodschappenlijst zouden kunnen herinneren, vergeten we niets.)
3.
Si vosotros ... venir a la fiesta, será muy divertida.
(Als jullie naar het feest zouden kunnen komen, zou het heel leuk zijn.)
4.
Si ella ... cocinar, nos preparará una cena deliciosa.
(Als zij zou kunnen koken, zou ze een heerlijke maaltijd voor ons bereiden.)
5.
Si tú ... pagar con tarjeta, sería más fácil.
(Als jij met een kaart zou kunnen betalen, zou het makkelijker zijn.)
6.
Si ellos ... estudiar juntos, aprobarán el examen.
(Als zij samen kunnen studeren, zullen zij slagen voor het examen.)