Leer (lezen) - Pretérito perfecto, indicativo (Voltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Leer - Vervoeging van lezen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooide tijd, aantonende wijs (Pretérito perfecto, indicativo).
Pretérito perfecto, indicativo (Voltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Leer (lezen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Describir pasatiempos (Hobby's beschrijven)
Vervoeging van lezen in Pretérito perfecto
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) he leído | ik heb gelezen |
(tú) has leído | jij hebt gelezen |
(él/ella) ha leído | hij/zij heeft gelezen |
(nosotros/nosotras) hemos leído | wij hebben gelezen |
(vosotros/vosotras) habéis leído | jullie hebben gelezen |
(ellos/ellas) han leído | zij hebben gelezen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo he leído un libro sobre el ciclismo. | Ik heb een boek over wielrennen gelezen. |
Tú has leído un artículo acerca del karate. | Jij hebt een artikel over karate gelezen. |
Ella ha leído un artículo sobre el baloncesto en la biblioteca. | Zij heeft een artikel over basketbal in de bibliotheek gelezen. |
Nosotros hemos leído un libro sobre el atletismo en la universidad. | Wij hebben een boek over atletiek aan de universiteit gelezen. |
Vosotras habéis leído una historia sobre el fútbol. | Jullie hebben een verhaal over voetbal gelezen. |
Ellos han leído un libro sobre la natación. | Zij hebben een boek over het zwemmen gelezen. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
he leído, has leído, ha leído, hemos leído, habéis leído, han leído
1.
Ellos ... un libro sobre la natación.
(Zij hebben een boek over het zwemmen gelezen.)
2.
Tú ... un artículo acerca del karate.
(Jij hebt een artikel over karate gelezen.)
3.
Ella ... un artículo sobre el baloncesto en la biblioteca.
(Zij heeft een artikel over basketbal in de bibliotheek gelezen.)
4.
Vosotras ... una historia sobre el fútbol.
(Jullie hebben een verhaal over voetbal gelezen.)
5.
Nosotros ... un libro sobre el atletismo en la universidad.
(Wij hebben een boek over atletiek aan de universiteit gelezen.)
6.
Yo ... un libro sobre el ciclismo.
(Ik heb een boek over wielrennen gelezen.)