Irse (weggaan) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Irse (weggaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Irse - Vervoeging van Weggaan in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief. (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Irse (weggaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Transporte (Transport)

Vervoeging van weggaan in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
yo me voy ik ga weg
tú te vas jij gaat weg
él/ella se va hij/zij gaat weg
nosotros/nosotras nos vamos wij gaan weg
vosotros/vosotras os vais jullie gaan weg
ellos/ellas se van zij gaan weg

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo me voy a la parada del autobús. Ik ga naar de bushalte.
Tú te vas de viaje. Jij gaat op reis.
Ella se va hacia el taxi. Zij gaat naar de taxi toe.
Nosotros nos vamos por el parque. Wij gaan door het park.
Vosotros os vais de vacaciones. Jullie gaan op vakantie.
Ellos se van hacia el tranvía. Zij gaan naar de tram toe.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

me voy, te vas, se va, nos vamos, os vais, se van

1.
Ella ... hacia el taxi.
(Zij gaat naar de taxi toe.)
2.
Ellos ... hacia el tranvía.
(Zij gaan naar de tram toe.)
3.
Yo ... a la parada del autobús.
(Ik ga naar de bushalte.)
4.
Nosotros ... por el parque.
(Wij gaan door het park.)
5.
Vosotros ... de vacaciones.
(Jullie gaan op vakantie.)
6.
Tú ... de viaje.
(Jij gaat op reis.)