Ir (gaan) - Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Ir - Vervoeging van Gaan in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid verleden tijd, aangegeven wijze (Pretérito imperfecto, indicativo).
Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Ir (gaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Estaciones, meses y partes del año. (Seizoenen, maanden en delen van het jaar)
Vervoeging van ir in Pretérito imperfecto
Spaans | Nederlands |
---|---|
yo iba | ik ging |
tú ibas | jij ging |
él/ella iba | hij ging |
nosotros/nosotras íbamos | wij gingen |
vosotros/vosotras ibais | jullie gingen |
ellos/ellas iban | zij gingen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo iba al parque en primavera. | Ik ging naar het park in de lente. |
Tú ibas a la playa en verano. | Jij ging in de zomer naar het strand. |
Él iba a la montaña en otoño. | Hij ging naar de bergen in de herfst. |
Nosotros íbamos a esquiar en invierno. | Wij gingen skiën in de winter. |
Vosotros ibais al festival en junio. | Jullie gingen in juni naar het festival. |
Ellos iban de viaje en julio. | Zij gingen op reis in juli. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
iban, ibais, iba, ibas, íbamos
1.
Él ... a la montaña en otoño.
(Hij ging naar de bergen in de herfst.)
2.
Tú ... a la playa en verano.
(Jij ging in de zomer naar het strand.)
3.
Ellos ... de viaje en julio.
(Zij gingen op reis in juli.)
4.
Yo ... al parque en primavera.
(Ik ging naar het park in de lente.)
5.
Vosotros ... al festival en junio.
(Jullie gingen in juni naar het festival.)
6.
Nosotros ... a esquiar en invierno.
(Wij gingen skiën in de winter.)