Hacer (doen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Hacer - Vervoeging van doen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Hacer (doen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Rutinas diarias (Dagelijkse routines)
Vervoeging van doen in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
yo hago | ik doe |
tú haces | jij doet |
él/ella hace | hij doet |
nosotros/nosotras hacemos | wij doen |
vosotros/vosotras hacéis | jullie doen |
ellos/ellas hacen | zij doen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo siempre hago mis tareas por la tarde. | Ik maak altijd mijn huiswerk in de namiddag. |
Tú haces un excelente trabajo. | Jij doet uitstekend werk. |
Él hace ejercicio todos los días. | Hij doet elke dag aan lichaamsbeweging. |
Nosotros hacemos una torta para el cumpleaños. | Wij maken een taart voor de verjaardag. |
Vosotros hacéis las compras juntos. | Jullie doen samen de boodschappen. |
Ellos hacen un viaje cada año. | Zij maken elk jaar een reis. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
hace, hago, haces, hacemos, hacéis, hacen
1.
Yo siempre ... mis tareas por la tarde.
(Ik maak altijd mijn huiswerk in de namiddag.)
2.
Tú ... un excelente trabajo.
(Jij doet uitstekend werk.)
3.
Él ... ejercicio todos los días.
(Hij doet elke dag aan lichaamsbeweging.)
4.
Nosotros ... una torta para el cumpleaños.
(Wij maken een taart voor de verjaardag.)
5.
Ellos ... un viaje cada año.
(Zij maken elk jaar een reis.)
6.
Vosotros ... las compras juntos.
(Jullie doen samen de boodschappen.)