Fregar (afwassen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Fregar (afwassen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Fregar - Vervoeging van afwassen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Fregar (afwassen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Vajilla (Servies)

Vervoeging van afwassen in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) friego ik was af
(tú) friegas jij wast af
(él/ella) friega hij/zij wast af
(nosotros/nosotras) fregamos wij wassen af
(vosotros/vosotras) fregáis jullie wassen af
(ellos/ellas) friegan zij wassen af

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo friego la sartén después de cocinar. Ik was de pan af na het koken.
Tú friegas el plato con la cuchara limpia. Jij schrobt het bord met de schone lepel.
Ella friega el bol y la jarra sucios. Ze schuurt de vieze kom en kan.
Nosotros fregamos los tenedores y los cuchillos. Wij boenen de vorken en de messen.
Vosotros fregáis la mesa y el mantel hoy. Jullie boenen vandaag de tafel en het tafelkleed.
Ellos friegan las copas y las tazas rápido. Zij boenen de glazen en kopjes snel schoon.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

fregáis, friegan, friego, friegas, friega, fregamos

1.
Ellos ... las copas y las tazas rápido.
(Zij boenen de glazen en kopjes snel schoon.)
2.
Ella ... el bol y la jarra sucios.
(Ze schuurt de vieze kom en kan.)
3.
Tú ... el plato con la cuchara limpia.
(Jij schrobt het bord met de schone lepel.)
4.
Vosotros ... la mesa y el mantel hoy.
(Jullie boenen vandaag de tafel en het tafelkleed.)
5.
Nosotros ... los tenedores y los cuchillos.
(Wij boenen de vorken en de messen.)
6.
Yo ... la sartén después de cocinar.
(Ik was de pan af na het koken.)