Estar (zijn) - Pretérito indefinido, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

 Estar (zijn) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Estar - Vervoeging van zijn in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de verleden tijd, indicatief (Pretérito indefinido, indicativo).

Pretérito indefinido, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Estar (zijn) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Saludos y despedidas (Groeten en afscheid)

Vervoeging van estar in Pretérito Indefinido

Spaans Nederlands
yo estuve ik was
tú estuviste jij was
él/ella estuvo hij/zij was
nosotros/nosotras estuvimos wij waren
vosotros/vosotras estuvisteis jullie waren
ellos/ellas estuvieron zij waren

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Ayer estuve en la zona verde. Gisteren was ik in de groene zone.
¿Tú estuviste montando bicicleta? Jij was aan het fietsen.
Él estuvo viajando en tren ayer. Hij was gisteren met de trein aan het reizen.
Estuvimos explorando el transporte público. We waren het openbaar vervoer aan het verkennen.
Estuvisteis en el carril bici nuevo. Jullie waren op het nieuwe fietspad.
Ellas estuvieron eligiendo un coche eléctrico. Zij waren een elektrische auto aan het kiezen.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

estuve, estuviste, estuvo, estuvimos, estuvisteis, estuvieron

1.
Ellas ... eligiendo un coche eléctrico.
(Zij waren een elektrische auto aan het kiezen.)
2.
¿Tú ... montando bicicleta?
(Was jij aan het fietsen?)
3.
... explorando el transporte público.
(We waren het openbaar vervoer aan het verkennen.)
4.
... en el carril bici nuevo.
(Jullie waren op het nieuwe fietspad.)
5.
Ayer ... en la zona verde.
(Gisteren was ik in de groene zone.)
6.
Él ... viajando en tren ayer.
(Hij was gisteren met de trein aan het reizen.)