Escribir (schrijven) - Pretérito perfecto, indicativo (Voltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Escribir (schrijven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Escribir - Vervoeging van schrijven in het Spaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Pretérito perfecto, indicativo).

Pretérito perfecto, indicativo (Voltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Escribir (schrijven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Decir tu nombre (Je naam zeggen)

Vervoeging van escribir in Pretérito perfecto

Spaans Nederlands
yo he escrito ik heb geschreven
tú has escrito jij hebt geschreven
él/ella ha escrito hij/zij heeft geschreven
nosotros/nosotras hemos escrito wij hebben geschreven
vosotros/vosotras habéis escrito jullie hebben geschreven
ellos/ellas han escrito zij hebben geschreven

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo he escrito una carta en la oficina de correos. ik heb een brief geschreven op het postkantoor.
Tú has escrito tu nombre en la mesa. Jij hebt jouw naam op de tafel geschreven.
Él ha escrito un libro en la biblioteca. Hij heeft een boek in de bibliotheek geschreven.
Nosotros hemos escrito un correo electrónico en la oficina. Wij hebben een e-mail geschreven op kantoor.
Vosotros habéis escrito vuestros nombres en la pizarra. Jullie hebben jullie namen op het bord geschreven.
Ellos han escrito un poema en la escuela. Zij hebben een gedicht op school geschreven.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

ha escrito, has escrito, han escrito, hemos escrito, habéis escrito, he escrito

1.
Yo ... una carta en la oficina de correos.
(Ik heb een brief geschreven op het postkantoor.)
2.
Tú ... tu nombre en la mesa.
(Jij hebt jouw naam op de tafel geschreven.)
3.
Él ... un libro en la biblioteca.
(Hij heeft een boek in de bibliotheek geschreven.)
4.
Vosotros ... vuestros nombres en la pizarra.
(Jullie hebben jullie namen op het bord geschreven.)
5.
Nosotros ... un correo electrónico en la oficina.
(Wij hebben een e-mail geschreven op kantoor.)
6.
Ellos ... un poema en la escuela.
(Zij hebben een gedicht op school geschreven.)