Empezar (beginnen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Empezar - Vervoeging van beginnen in het Spaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicativo (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Empezar (beginnen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Fechas del calendario y días festivos. (Kalenderdata en feestdagen)
Vervoeging van beginnen in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) empiezo | ik begin |
(tú) empiezas | jij begint |
(él/ella) empieza | hij/zij begint |
(nosotros/nosotras) empezamos | wij beginnen |
(vosotros/vosotras) empezáis | jullie beginnen |
(ellos/ellas) empiezan | zij beginnen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo empiezo las vacaciones en diciembre. | Ik begin de vakantie in december. |
Tú empiezas el calendario en enero. | Jij begint de kalender in januari. |
Ella empieza la semana con una fiesta. | Ze begint de week met een feest. |
Nosotros empezamos la Navidad hoy. | wij beginnen vandaag met kerst |
Vosotros empezáis el día a las ocho. | Jullie beginnen de dag om acht uur. |
Ellos empiezan el año nuevo juntos. | zij beginnen het nieuwe jaar samen |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
empieza, empiezas, empezáis, empezamos, empiezo, empiezan
1.
Yo ... las vacaciones en diciembre.
(Ik begin de vakantie in december.)
2.
Tú ... el calendario en enero.
(Jij begint de kalender in januari.)
3.
Ella ... la semana con una fiesta.
(Ze begint de week met een feest.)
4.
Ellos ... el año nuevo juntos.
(Zij beginnen het nieuwe jaar samen)
5.
Vosotros ... el día a las ocho.
(Jullie beginnen de dag om acht uur.)
6.
Nosotros ... la navidad hoy.
(Wij beginnen vandaag aan kerst.)