Creer (geloven) - Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Creer - Vervoeging van geloven in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs (Pretérito imperfecto, indicativo).
Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Creer (geloven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Opiniones y negociaciones (Meningen en onderhandelingen)
Vervoeging van geloven in imperfectum
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) creía | ik geloofde |
(tú) creías | jij geloofde |
(él/ella) creía | hij geloofde/zij geloofde |
(nosotros/nosotras) creíamos | wij geloofden |
(vosotros/vosotras) creíais | jullie geloofden |
(ellos/ellas) creían | zij geloofden |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo creía que la oferta era positiva y real. | Ik geloofde dat het aanbod positief en echt was. |
Tú creías que la negociación tendría buen resultado. | Je dacht dat de onderhandeling goed zou verlopen. |
Él creía que la contraoferta era falsa, sin duda. | Hij geloofde dat het tegenbod ongetwijfeld vals was. |
Nosotros creíamos que el compromiso era necesario. | Wij geloofden dat toewijding noodzakelijk was. |
Vosotros creíais que la condición era negativa y dura. | Jullie dachten dat de toestand negatief en hard was. |
Ellos creían que la negociación mejoraba con opiniones flexibles. | Ze geloofden dat de onderhandeling beter werd met flexibele meningen. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
creíais, creíamos, creían, creías, creía
1.
Él ... que la contraoferta era falsa, sin duda.
(Hij geloofde dat het tegenbod ongetwijfeld vals was.)
2.
Vosotros ... que la condición era negativa y dura.
(Jullie dachten dat de toestand negatief en hard was.)
3.
Yo ... que la oferta era positiva y real.
(Ik geloofde dat het aanbod positief en echt was.)
4.
Nosotros ... que el compromiso era necesario.
(Wij geloofden dat toewijding noodzakelijk was.)
5.
Tú ... que la negociación tendría buen resultado.
(Je dacht dat de onderhandeling goed zou verlopen.)
6.
Ellos ... que la negociación mejoraba con opiniones flexibles.
(Ze geloofden dat de onderhandeling beter werd met flexibele meningen.)