Crecer (groeien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van crecer (groeien) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Crecer (groeien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 5: Labores domésticas diarias (Dagelijks huishouden)

Les 34: Estar jubilado (Met pensioen gaan)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Crecer (groeien) Creciendo (groeiend) Crecido (gegroeid)

Crecer (groeien): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) crezco ik groei
(tú) creces jij groeit
(él/ella) crece hij/zij groeit
(nosotros/nosotras) crecemos wij groeien
(vosotros/vosotras) crecéis jullie groeien
(ellos/ellas) crecen zij groeien

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) he crecido Ik ben gegroeid
(tú) has crecido jij bent gegroeid
(él/ella) ha crecido hij/zij is gegroeid
(nosotros/nosotras) hemos crecido wij zijn gegroeid
(vosotros/vosotras) habéis crecido jullie zijn gegroeid
(ellos/ellas) han crecido zij zijn gegroeid

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) crezca ik groei
(tú) crezcas jij groeit
(él/ella) crezca hij/zij groeie
(nosotros/nosotras) crezcamos wij groeien
(vosotros/vosotras) crezcáis jullie groeien
(ellos/ellas) crezcan zij groeien

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya crecido ik ben gegroeid
(tú) hayas crecido jij bent gegroeid
(él/ella) haya crecido hij/zij is gegroeid
(nosotros/nosotras) hayamos crecido wij zijn gegroeid
(vosotros/vosotras) hayáis crecido jullie zijn gegroeid
(ellos/ellas) hayan crecido zij zijn gegroeid

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) pretérito imperfecto indicativo ik groeide
(tú) crecía jij groeide
(él/ella) crecías hij/zij groeide
(nosotros/nosotras) crecía wij groeiden
(vosotros/vosotras) crecíamos jullie groeiden
(ellos/ellas) crecíais zij groeiden

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) había crecido ik was gegroeid
(tú) habías crecido jij was gegroeid
(él/ella) había crecido hij/zij was gegroeid
(nosotros/nosotras) habíamos crecido wij waren gegroeid
(vosotros/vosotras) habíais crecido jullie waren gegroeid
(ellos/ellas) habían crecido zij waren gegroeid

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) creciera/creciese ik groeide
(tú) crecieras/crecieses jij groeide
(él/ella) creciera/creciese hij/zij groeide
(nosotros/nosotras) creciéramos/creciésemos wij groeiden
(vosotros/vosotras) crecierais/crecieseis jullie zouden groeien
(ellos/ellas) crecieran/creciesen zij groeiden

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiera/hubiese crecido ik zou zijn gegroeid
(tú) hubieras/hubieses crecido jij zou gegroeid zijn
(él/ella) hubiera/hubiese crecido hij zou zijn gegroeid/zij zou zijn gegroeid
(nosotros/nosotras) hubiéramos/hubiésemos crecido wij waren gegroeid
(vosotros/vosotras) hubierais/hubieseis crecido jullie zouden zijn gegroeid
(ellos/ellas) hubieran/hubiesen crecido zij zouden zijn gegroeid

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) crecí ik groeide
(tú) creciste jij groeide
(él/ella) creció hij/zij groeide
(nosotros/nosotras) crecimos wij groeiden
(vosotros/vosotras) crecisteis jullie groeiden
(ellos/ellas) crecieron zij groeiden

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube crecido ik ben gegroeid
(tú) hubiste crecido jij was gegroeid
(él/ella) hubo crecido hij/zij was gegroeid
(nosotros/nosotras) hubimos crecido wij waren gegroeid
(vosotros/vosotras) hubisteis crecido jullie hadden gegroeid
(ellos/ellas) hubieron crecido zij waren gegroeid

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) creciere ik zal groeien
(tú) crecieres jij zou groeien
(él/ella) creciere hij zou groeien
(nosotros/nosotras) creciéremos wij zullen groeien
(vosotros/vosotras) creciereis jullie groeien
(ellos/ellas) crecieren zij zouden groeien

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya crecido ik zal zijn gegroeid
(tú) hayas crecido jij zou zijn gegroeid
(él/ella) haya crecido hij zou zijn gegroeid
(nosotros/nosotras) hayamos crecido wij zijn gegroeid
(vosotros/vosotras) hayáis crecido jullie zouden zijn gegroeid
(ellos/ellas) hayan crecido zij zijn gegroeid

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) creceré ik zal groeien
(tú) crecerás jij zult groeien
(él/ella) crecerá hij/zij zal groeien
(nosotros/nosotras) creceremos wij/zullen groeien
(vosotros/vosotras) creceréis jullie zullen groeien
(ellos/ellas) crecerán zij zullen groeien

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habré crecido ik zal zijn gegroeid
(tú) habrás crecido jij zult gegroeid zijn
(él/ella) habrá crecido hij/zij zal gegroeid zijn
(nosotros/nosotras) habremos crecido wij zullen zijn gegroeid
(vosotros/vosotras) habréis crecido jullie zullen zijn gegroeid
(ellos/ellas) habrán crecido zij zullen gegroeid zijn
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
No hay imperativo para yo er is geen gebiedende wijs voor ik
¡Crece! groei!
¡Crezca! groei
¡Crezcamos! laten we groeien!
¡Creced! Groeien!

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
No crezca! jij moet niet groeien
No crezcas! Hij/zij moet niet groeien
No crezca! jij moet niet groeien
No crezcamos! Jullie groeien niet!
No crezcáis! groeit niet

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) crecería ik zou groeien
(tú) crecerías jij zou groeien
(él/ella) crecería hij/zij zou groeien
(nosotros/nosotras) creceríamos wij zouden groeien
(vosotros/vosotras) creceríais jullie zouden groeien
(ellos/ellas) crecerían zij zouden groeien

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habría crecido ik zou zijn gegroeid
(tú) habrías crecido jij zou zijn gegroeid
(él/ella) habría crecido hij/zij zou zijn gegroeid
(nosotros/nosotras) habríamos crecido wij zouden zijn gegroeid
(vosotros/vosotras) habríais crecido jullie zouden zijn gegroeid
(ellos/ellas) habrían crecido zij zouden gegroeid zijn

Tegenwoordige en toekomstige tijden: A1

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Je groeit in je vrije tijd met het pensioen.
Tú creces en tiempo libre con la pensión.
2. Wij groeien samen in nieuwe activiteiten.
Nosotros crecemos juntos en nuevas actividades.
3. Zij zullen samen groeien in de fase van pensioen.
Ellos crecerán juntos en la etapa de estar jubilados.
4. Jullie groeien in hoop op nieuwe doelen.
Vosotros crecéis en esperanza para nuevos objetivos.
5. Ik groei in ervaring na mijn pensioen.
Yo crezco en experiencia después de jubilarme.

Basis verleden tijd (A2/B1)

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Je groeide in je hobby's nadat je had besloten tot vrije tijd.
Tú crecías en tus hobbies tras decidir el ocio.
2. We zijn opgegroeid met het pensioen in vrije tijd.
Hemos crecido en ocio con la pensión.
3. Je bent veel gegroeid nadat je risico hebt genomen met je bedrijf.
Tú creciste mucho tras arriesgarte con tu negocio.
4. Jullie zijn gegroeid ondanks het risico in het pension.
Vosotros crecisteis a pesar del riesgo en la pensión.
5. De mogelijkheid om meer risico te nemen is gegroeid.
Ha crecido la posibilidad de arriesgarse más.

Basis subjunctief oefeningen: B1

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

crezcamos, creciera, crezca, crezcáis

1.
Si ... el tiempo libre, probaría un hobby nuevo.
(Als er meer vrije tijd zou zijn, zou ik een nieuwe hobby proberen.)
2.
Es probable que ... el tiempo libre después de jubilarme.
(Het is waarschijnlijk dat mijn vrije tijd zal toenemen nadat ik met pensioen ga.)
3.
Queremos que ... juntos en esta etapa de ocio.
(We willen samen groeien in deze vrije tijdsfase.)
4.
Ojalá que ... su idea para el próximo negocio.
(Hopelijk groeit zijn idee voor het volgende bedrijf.)
5.
Deseamos que ... sin miedo al riesgo futuro.
(We wensen dat jullie zonder angst voor toekomstig risico groeien.)

Gevorderde oefeningen: C1/C2

Oefening: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Ik hoop dat het in mijn vrije tijd is gegroeid.
Espero que haya crecido en mi tiempo libre.
2. Ik denk niet dat jullie zijn gegroeid zonder risico's te nemen.
No creo que hayáis crecido sin arriesgaros.
3. Jullie waren gegroeid en hebben de vrije tijd benut.
Hubisteis crecido y aprovechasteis el tiempo libre.
4. We willen dat we zijn gegroeid in pensioen en vrije tijd.
Queremos que hayamos crecido en la pensión y el ocio.
5. Wij waren samen gegroeid voordat we het risico namen.
Hubimos crecido juntos antes de arriesgarnos.