Cortar (snijden) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!
Cortar - Vervoeging van snijden in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Cortar (snijden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Vajilla (Servies)
Vervoeging van snijden in de tegenwoordige tijd
| Spaans | Nederlands |
|---|---|
| (yo) corto | ik snijd |
| (tú) cortas | jij snijdt |
| (él/ella) corta | hij/zij snijdt |
| (nosotros/nosotras) cortamos | wij snijden |
| (vosotros/vosotras) cortáis | jullie snijden |
| (ellos/ellas) cortan | zij snijden |
Voorbeeldzinnen
| Spaans | Nederlands |
|---|---|
| Yo corto la cebolla para la olla. | Ik snijd de ui voor de pan. |
| Tú cortas el mantel para la mesa. | Jij knipt het tafelkleed voor de tafel. |
| Él corta el pan con el cuchillo. | Hij snijdt het brood met het mes. |
| Nosotros cortamos la carne para el bol. | Wij snijden het vlees voor de kom. |
| Vosotros cortáis la fruta para la copa. | Jullie snijden het fruit voor het glas. |
| Ellos cortan la servilleta limpia. | Zij snijden de schone servet. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
corto, cortas, corta, cortamos, cortáis, cortan
1.
Nosotros ... la carne para el bol.
(Wij snijden het vlees voor de kom.)
2.
Yo ... la cebolla para la olla.
(Ik snijd de ui voor de pan.)
3.
Vosotros ... la fruta para la copa.
(Jullie snijden het fruit voor het glas.)
4.
Él ... el pan con el cuchillo.
(Hij snijdt het brood met het mes.)
5.
Tú ... el mantel para la mesa.
(Jij knipt het tafelkleed voor de tafel.)
6.
Ellos ... la servilleta limpia.
(Zij snijden de schone servet.)