Correr (rennen) - Pretérito indefinido, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Correr - Vervoeging van rennen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de verleden tijd, indicatief. (Pretérito indefinido, indicativo).
Pretérito indefinido, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Correr (rennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Deportes y ejercicio (Sport en beweging)
Verleden tijd van rennen in de Pretérito indefinido
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) corrí | ik rende |
(tú) corriste | jij rende |
(él/ella) corrió | hij/zij rende |
(nosotros/nosotras) corrimos | wij renden |
(vosotros/vosotras) corristeis | jullie renden |
(ellos/ellas) corrieron | zij rende(n) |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Corrí en la montaña esta mañana. | Ik rende vanochtend op de berg. |
Corriste después de hacer yoga. | Jij rende na het doen van yoga. |
Él corrió para estirar sus piernas. | Hij rende om zijn benen te strekken. |
Corrimos juntos y nos sentimos fuertes. | Wij renden samen en voelden ons sterk. |
Corristeis antes del entrenamiento de fuerza. | Jullie renden voor de krachttraining. |
Ellos corrieron y luego hicieron los ejercicios. | Zij renden en daarna deden ze de oefeningen. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
corrí, corriste, corrió, corrimos, corristeis, corrieron
1.
... antes del entrenamiento de fuerza.
(Jullie renden voor de krachttraining.)
2.
... juntos y nos sentimos fuertes.
(Wij renden samen en voelden ons sterk.)
3.
Él ... para estirar sus piernas.
(Hij rende om zijn benen te strekken.)
4.
... en la montaña esta mañana.
(Ik rende vanochtend op de berg.)
5.
Ellos ... y luego hicieron los ejercicios.
(Zij renden en daarna deden ze de oefeningen.)
6.
... después de hacer yoga.
(Jij rende na het doen van yoga.)