Correr (rennen) - Pretérito indefinido, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

 Correr (rennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Correr - Vervoeging van rennen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de verleden tijd, indicatief. (Pretérito indefinido, indicativo).

Pretérito indefinido, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Correr (rennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Deportes y ejercicio (Sport en beweging)

Verleden tijd van rennen in de Pretérito indefinido

Spaans Nederlands
(yo) corrí ik rende
(tú) corriste jij rende
(él/ella) corrió hij/zij rende
(nosotros/nosotras) corrimos wij renden
(vosotros/vosotras) corristeis jullie renden
(ellos/ellas) corrieron zij rende(n)

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Corrí en la montaña esta mañana. Ik rende vanochtend op de berg.
Corriste después de hacer yoga. Jij rende na het doen van yoga.
Él corrió para estirar sus piernas. Hij rende om zijn benen te strekken.
Corrimos juntos y nos sentimos fuertes. Wij renden samen en voelden ons sterk.
Corristeis antes del entrenamiento de fuerza. Jullie renden voor de krachttraining.
Ellos corrieron y luego hicieron los ejercicios. Zij renden en daarna deden ze de oefeningen.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

corrí, corriste, corrió, corrimos, corristeis, corrieron

1.
... antes del entrenamiento de fuerza.
(Jullie renden voor de krachttraining.)
2.
... juntos y nos sentimos fuertes.
(Wij renden samen en voelden ons sterk.)
3.
Él ... para estirar sus piernas.
(Hij rende om zijn benen te strekken.)
4.
... en la montaña esta mañana.
(Ik rende vanochtend op de berg.)
5.
Ellos ... y luego hicieron los ejercicios.
(Zij renden en daarna deden ze de oefeningen.)
6.
... después de hacer yoga.
(Jij rende na het doen van yoga.)