Correr (rennen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Correr (rennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Correr - Vervoeging van rennen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Correr (rennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Deportes y ejercicio (Sport en beweging)

Vervoeging van rennen in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) corro ik ren
(tú) corres jij rent
(él/ella) corre hij/zij rent
(nosotros/nosotras) corremos wij rennen
(vosotros/vosotras) corréis jullie rennen
(ellos/ellas) corren zij rennen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo corro en el parque para hacer ejercicio. Ik ren in het park om te sporten.
Tú corres rápido en las clases de atletismo. jij rent snel in de atletieklessen
Ella corre todos los días en el gimnasio. Zij rent elke dag in de sportschool.
Nosotros corremos juntos en el atletismo escolar. Wij rennen samen in de schoolatletiek.
Vosotros corréis para el equipo de deporte del colegio. Jullie rennen voor het sportteam van de school.
Ellos corren en la competencia de atletismo del sábado. Zij rennen in de atletiekwedstrijd van zaterdag.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

corren, corremos, corre, corres, corréis, corro

1.
Nosotros ... juntos en el atletismo escolar.
(Wij rennen samen in de schoolatletiek.)
2.
Yo ... en el parque para hacer ejercicio.
(Ik ren in het park om te sporten.)
3.
Vosotros ... para el equipo de deporte del colegio.
(Jullie rennen voor het sportteam van de school.)
4.
Ellos ... en la competencia de atletismo del sábado.
(Zij rennen in de atletiekwedstrijd van zaterdag.)
5.
Ella ... todos los días en el gimnasio.
(Zij rent elke dag in de sportschool.)
6.
Tú ... rápido en las clases de atletismo.
(Jij rent snel in de atletieklessen)