Correr (rennen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Correr (rennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Correr - Vervoeging van rennen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Correr (rennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Deportes y ejercicio (Sport en beweging)

Vervoeging van rennen in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
yo corro ik ren
tú corres jij rent
él/ella corre hij rent
nosotros/nosotras corremos wij rennen
vosotros/vosotras corréis jullie rennen
ellos/ellas corren zij rennen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo corro todas las mañanas. Ik ren iedere ochtend.
Tú corres todos los días. Je rent elke dag.
Él corre dos horas al día. Hij rent twee uur per dag.
Nosotros nunca corremos. Wij rennen nooit.
Vosotros corréis durante dos horas. Jullie rennen twee uur lang.
Ellos corren juntos todas las mañanas. Zij rennen samen elke ochtend.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

corren, corremos, corre, corres, corréis, corro

1.
Nosotros nunca ....
(Wij rennen nooit.)
2.
Yo ... todas las mañanas.
(Ik ren iedere ochtend.)
3.
Vosotros ... durante dos horas.
(Jullie rennen twee uur lang.)
4.
Ellos ... juntos todas las mañanas.
(Zij rennen samen elke ochtend.)
5.
Él ... dos horas al día.
(Hij rent twee uur per dag.)
6.
Tú ... todos los días.
(Je rent elke dag.)