Conducir (rijden) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Conducir (rijden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Conducir - Vervoeging van Rijden in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Conducir (rijden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Transporte (Transport)

Vervoeging van rijden in tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
yo conduzco ik rijd
tú conduces jij rijdt
él/ella conduce hij/zij rijdt
nosotros/nosotras conducimos wij rijden
vosotros/vosotras conducís jullie rijden
ellos/ellas conducen zij rijden

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Conduzco el coche al museo. Ik rijd de auto naar het museum.
Conduces el tren muy bien. Je bestuurt de trein heel goed.
Conduce el autobús a la escuela. Rijdt de bus naar school.
Conducimos al aeropuerto para volar. We rijden naar het vliegveld om te vliegen.
Conducís el barco por el río. Je bestuurt de boot over de rivier.
Conducen al gimnasio para hacer ejercicio. Ze rijden naar de sportschool om te trainen.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

conducen, conduces, conduzco, conducimos, conducís, conduce

1.
... el coche al museo.
(Ik rijd de auto naar het museum.)
2.
... el tren muy bien.
(Je bestuurt de trein heel goed.)
3.
... el autobús a la escuela.
(Rijdt de bus naar school.)
4.
... el barco por el río.
(Je bestuurt de boot over de rivier.)
5.
... al aeropuerto para volar.
(We rijden naar het vliegveld om te vliegen.)
6.
... al gimnasio para hacer ejercicio.
(Ze rijden naar de sportschool om te trainen.)