Comer (eten) - Pretérito perfecto, indicativo (Voltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Comer (eten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Comer - Vervoeging van eten in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooid tegenwoordige tijd, indicatieve wijs (Pretérito perfecto, indicativo).

Pretérito perfecto, indicativo (Voltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Comer (eten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Alimentación diaria (Dagelijks eten)

Vervoeging van eten in Pretérito perfecto

Spaans Nederlands
(yo) he comido Ik heb gegeten
(tú) has comido jij hebt gegeten
(él/ella) ha comido hij/zij heeft gegeten
(nosotros/nosotras) hemos comido wij hebben gegeten
(vosotros/vosotras) habéis comido jullie hebben gegeten
(ellos/ellas) han comido zij hebben gegeten

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
He comido el plato del menú en el restaurante. Ik heb het gerecht van het menu in het restaurant gegeten.
Has comido ya el postre en la cafetería. Jij hebt al toetje gegeten in het café.
Él ha comido rápido en el bar con el camarero. Hij heeft snel gegeten in de bar met de ober.
Hemos comido juntos y dejado propina buena. Wij hebben samen gegeten en een goede fooi achtergelaten.
Habéis comido en la pizzería y tomado la bebida. Jullie hebben in de pizzeria gegeten en de drank genomen.
Ellos han comido todos los platos del restaurante. Zij hebben alle gerechten van het restaurant gegeten.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

hemos comido, habéis comido, he comido, ha comido, han comido, has comido

1.
Ellos ... todos los platos del restaurante.
(Zij hebben alle gerechten van het restaurant gegeten.)
2.
... juntos y dejado propina buena.
(Wij hebben samen gegeten en een goede fooi achtergelaten.)
3.
... en la pizzería y tomado la bebida.
(Jullie hebben in de pizzeria gegeten en de drank genomen.)
4.
... ya el postre en la cafetería.
(Jij hebt al toetje gegeten in het café.)
5.
Él ... rápido en el bar con el camarero.
(Hij heeft snel gegeten in de bar met de ober.)
6.
... el plato del menú en el restaurante.
(Ik heb het gerecht van het menu in het restaurant gegeten.)