Cerrar (sluiten) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Cerrar (sluiten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Cerrar - Vervoeging van sluiten in het Spaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Cerrar (sluiten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Muebles (Meubilair)

Vervoeging van cerrar in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) cierro ik sluit
(tú) cierras jij sluit
(él/ella) cierra hij/zij sluit
(nosotros/nosotras) cerramos wij sluiten
(vosotros/vosotras) cerráis jullie sluiten
(ellos/ellas) cierran zij sluiten

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo cierro la ventana del dormitorio. Ik sluit het slaapkamerraam.
Tú cierras la puerta del garaje. Jij sluit de garagedeur.
Ella cierra el armario pequeño. zij sluit de kleine kast
Nosotros cerramos la ventana del salón. Wij sluiten het raam in de woonkamer.
Vosotros cerráis la puerta del comedor. Jullie sluiten de deur van de eetkamer.
Ellos cierran el lavabo después de usarlo. zij sluiten de wasbak na gebruik

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

cierro, cierra, cierran, cerramos, cerráis, cierras

1.
Yo ... la ventana del dormitorio.
(Ik sluit het slaapkamerraam.)
2.
Tú ... la puerta del garaje.
(Jij sluit de garagedeur.)
3.
Ella ... el armario pequeño.
(Zij sluit de kleine kast)
4.
Nosotros ... la ventana del salón.
(Wij sluiten het raam in de woonkamer.)
5.
Vosotros ... la puerta del comedor.
(Jullie sluiten de deur van de eetkamer.)
6.
Ellos ... el lavabo después de usarlo.
(Zij sluiten de wasbak na gebruik)