Cambiar (veranderen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Cambiar - Vervoeging van veranderen in het Spaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Cambiar (veranderen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Estaciones, meses y partes del año. (Seizoenen, maanden en delen van het jaar)
Verbuiging van veranderen in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
yo cambio | ik verander |
tú cambias | jij verandert |
él/ella cambia | hij verandert |
nosotros/nosotras cambiamos | wij veranderen |
vosotros/vosotras cambiáis | jullie veranderen |
ellos/ellas cambian | zij veranderen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo cambio de opinión frecuentemente. | Ik verander vaak van mening. |
Tú cambias el canal de televisión. | Jij verandert het televisiekanaal. |
Él cambia sus planes todos los días. | Hij verandert elke dag zijn plannen. |
Nosotros cambiamos la ruta para evitar tráfico. | Wij veranderen de route om verkeer te vermijden. |
Vosotros cambiáis de asientos en clase. | Jullie veranderen van zitplaatsen in de klas. |
Ellos cambian de trabajo muy seguido. | Zij veranderen vaak van baan. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
cambian, cambiáis, cambio, cambias, cambiamos, cambia
1.
Tú ... el canal de televisión.
(Jij verandert het televisiekanaal.)
2.
Yo ... de opinión frecuentemente.
(Ik verander vaak van mening.)
3.
Nosotros ... la ruta para evitar tráfico.
(Wij veranderen de route om verkeer te vermijden.)
4.
Él ... sus planes todos los días.
(Hij verandert elke dag zijn plannen.)
5.
Ellos ... de trabajo muy seguido.
(Zij veranderen vaak van baan.)
6.
Vosotros ... de asientos en clase.
(Jullie veranderen van zitplaatsen in de klas.)