Bailar (dansen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Bailar (dansen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Bailar - Vervoeging van dansen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Bailar (dansen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Viernes por la noche (Vrijdagavond uit)

Vervoeging van dansen in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
yo bailo ik dans
tú bailas jij danst
él/ella baila hij/zij danst
nosotros/nosotras bailamos wij dansen
vosotros/vosotras bailáis jullie dansen
ellos/ellas bailan zij dansen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo bailo en el concierto. Ik dans op het concert.
Tú bailas en el teatro. Jij danst in het theater.
Él baila con la actriz. Hij danst met de actrice.
Nosotros bailamos después del espectáculo. Wij dansen na de voorstelling.
Vosotros bailáis en el fin de semana. Jullie dansen in het weekend.
Ellos bailan cerca del cine. Zij dansen bij de bioscoop.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

bailas, bailan, bailáis, baila, bailamos, bailo

1.
Nosotros ... después del espectáculo.
(Wij dansen na de voorstelling.)
2.
Él ... con la actriz.
(Hij danst met de actrice.)
3.
Tú ... en el teatro.
(Jij danst in het theater.)
4.
Yo ... en el concierto.
(Ik dans op het concert.)
5.
Ellos ... cerca del cine.
(Zij dansen bij de bioscoop.)
6.
Vosotros ... en el fin de semana.
(Jullie dansen in het weekend.)