Ayudar (helpen) - Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Ayudar - Vervoeging van Helpen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid verleden tijd, indicatief. (Pretérito imperfecto, indicativo).
Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Ayudar (helpen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Enfermedad y dolor (Ziekte en pijn)
Vervoeging van helpen in de Pretérito imperfecto
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) ayudaba | ik hielp |
(tú) ayudabas | jij hielp |
(él/ella) ayudaba | hij hielp / zij hielp |
(nosotros/nosotras) ayudábamos | wij hielpen |
(vosotros/vosotras) ayudabais | jullie hielpen |
(ellos/ellas) ayudaban | zij hielpen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Cuando tenía una emergencia, ayudaba a llamar al socorro. | Toen ik een noodgeval had, hielp ik met het oproepen van hulp. |
Siempre ayudabas a llamar la ambulancia rápido. | Je hielp altijd om de ambulance snel te bellen. |
Ella ayudaba a los paramédicos en la sala de urgencias. | Zij hielp de paramedici op de spoedeisende hulp. |
Nos ayudábamos a enviar mensajes al teléfono de emergencia. | We hielpen elkaar berichten te sturen naar het noodtelefoonnummer. |
Vosotros ayudabais a la Cruz Roja en casos de emergencia. | Jullie hielpen het Rode Kruis in noodgevallen. |
Ellos ayudaban a los bomberos con la protección en incendios. | Zij hielpen de brandweer met de bescherming bij branden. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
ayudabais, ayudábamos, ayudaba, ayudabas, ayudaban
1.
Nos ... a enviar mensajes al teléfono de emergencia.
(We hielpen elkaar berichten te sturen naar het noodtelefoonnummer.)
2.
Ella ... a los paramédicos en la sala de urgencias.
(Zij hielp de paramedici op de spoedeisende hulp.)
3.
Siempre ... a llamar la ambulancia rápido.
(Je hielp altijd om de ambulance snel te bellen.)
4.
Cuando tenía una emergencia, ... a llamar al socorro.
(Toen ik een noodgeval had, hielp ik met het oproepen van hulp.)
5.
Ellos ... a los bomberos con la protección en incendios.
(Zij hielpen de brandweer met de bescherming bij branden.)
6.
Vosotros ... a la cruz roja en casos de emergencia.
(Jullie hielpen het Rode Kruis bij noodgevallen.)